Stad | Gemeente | Private bouwheer | Administratie | Waterloopbeheer
U gaat een bouw- of infrastructuurproject realiseren of u gaat als openbaar bestuur, waterloopbeheerder, of private opdrachtgever bagger- of ruimingswerken uitvoeren. Omdat hierbij bodemmaterialen zullen vrijkomen, heeft u een aantal verplichtingen in het kader van de zogenaamde ‘grondverzetsregeling’ van Vlarebo:
Onze praktische leidraad ‘Grondverzet bij bouwprojecten’ gidst u doorheen de opeenvolgende stappen van uw project, vanaf de voorbereiding tot en met de oplevering. Bovendien vindt u er bijkomende tips en vuistregels om bodemzorg te integreren in uw project.
Ten laatste na uitvoering van de werken moet de aannemer u een kopie van de bodembeheerrapporten overmaken die het correcte gebruik en de traceerbaarheid van de bodemmaterialen attesteren.
Valt u onder één van de uitzonderingsregels? In dat geval volstaat het om de aannemer een verklaring voor te leggen dat de opmaak van een technisch verslag niet vereist is.
U kan bij ons terecht voor:
Met ‘bodemmaterialen’ wordt bedoeld:
U bent verplicht om een technisch verslag op te laten maken voor bouw- of infrastructuurproject en bagger- of ruimingswerken waarbij bodemmaterialen zullen vrijkomen. Dit geldt ook voor de bodemmaterialen die vrijkomen tijdens de uitvoering van gestuurde boringen of diepteboringen, waarbij er een opmenging met bentoniet optreedt.
Er zijn echter een aantal uitzonderingen (art. 173) waarvoor de opmaak van een technisch verslag niet verplicht is.
Wanneer verschillende partijen, waarvoor per individuele partij de opmaak van een technisch verslag niet verplicht was, samengevoegd worden tot een samengestelde hoop, geldt alsnog de verplichting voor een technisch verslag van zodra de samengestelde hoop groter is dan 250 m³ (met uitzondering van grondbrij).
Een verdachte grond of waterloop betekent dat er aanwijzigingen zijn dat er een bodemverontreiniging aanwezig kan zijn.
Art 158 van VLAREBO definieert ‘verdachte grond’ als volgt:
Voor hergebruik van grond binnen de werf gelden iets soepelere hergebruiksmogelijkheden dan voor afvoer van grondoverschotten, echter nog steeds in overeenstemming met het standstill-beginsel: het hergebruik mag geen significante invloed hebben op de milieukwaliteit van de ontvangende zone.
Een “kadastrale werkzone” bakent ruimtelijk de zone af waarbinnen een (licht) verontreinigde partij (binnen het project) hergebruikt kan worden in overeenstemming met dit standstill-beginsel.
De kadastrale werkzone(s) wordt afgebakend op het zoneringsplan door de erkende bodemsaneringsdeskundige.
Meer info : Code van Goede Praktijk 'Afbakenen van een kadastrale werkzone'
De verplichting voor een technisch verslag en bodembeheerrapport is niet enkel vereist voor afvoer van grondoverschotten maar geldt ook voor hergebruik binnen de werf. Er zijn een aantal uitzonderingen voorzien, waaronder hergebruik binnen de zone voor gebruik ter plaatse.
Een zone voor gebruik ter plaatse is een zone waarbinnen de uitgegraven bodem op nagenoeg dezelfde plaats en dus onder dezelfde condities en in dezelfde toepassing wordt teruggelegd (art. 158, 13°). Een zone voor gebruik ter plaatse kan worden afgebakend voor 5 concrete situaties:
Voor deze situaties wordt in de code van goede praktijk omschreven onder welke voorwaarden het gebruik binnen een zone voor gebruik ter plaatse mogelijk is. Enkel onder die voorwaarden is géén technisch verslag en bodembeheerrapport vereist voor het hergebruik van de gronden binnen de werf.
Overschotten van dergelijke werken vallen buiten de vrijstelling, hiervoor is wél een technisch verslag vereist. Dit kan door de gestapelde hoop op de werf zelf te laten bemonsteren of op een tussentijdse opslagplaats.
Meer info : Code van Goede praktijk 'Afbakenen van een zone voor gebruik ter plaatse'
Een technisch verslag wordt opgemaakt onder leiding van een erkende bodemsaneringsdeskundige (eBSD). U vindt een lijst van alle eBSD op de website van de OVAM.
De grond-, ruimings- of baggerwerken mogen eventueel starten zonder dat er een technisch verslag werd opgemaakt. Maar de bodemmaterialen mogen nog niet worden hergebruikt (ook niet binnen de werf). Het gebruik van bodemmaterialen kan enkel op basis van een technisch verslag en bovendien moet de aannemer (de uitvoerder van de werken) voorafgaandelijk aan het transport of de verplaatsing een grondverzettoelating aanvragen.
Indien het niet mogelijk is om een technisch verslag te laten opmaken vóór de werken, kan u opdracht geven om de vrijgekomen bodemmaterialen af te voeren naar een tussentijdse opslagplaats, een grondreinigingscentrum of een inrichting voor opslag en behandeling van bagger- en ruimingsspecie. De bemonstering van de bodemmaterialen en de opmaak van het technisch verslag gebeurt dan op deze inrichtingen. Het transport ernaartoe valt wel onder de meldingsplicht.
Het blijft wel aangewezen om over het technisch verslag te beschikken vóór de werken (en voor aanbesteding), aangezien u enkel op die manier de gebruiksmogelijkheden kent, wat bepalend is voor de kostprijs.
Bodemmaterialen afkomstig van de openbare weg (met inbegrip van de berm) zijn per definitie verdachte grond.
De melding dient in principe voorafgaandelijk aan het transport te gebeuren door de uitvoerder van werken. Maar steden, gemeentes en nutsmaatschappijen kunnen een overeenkomst afsluiten met een bodembeheerorganisatie om deze meldingsplicht op periodieke basis te vervullen. Dit geldt in de eerste plaats voor de werken die ze zelf uitvoeren, maar ook voor de werken uitgevoerd in het kader van hun raamcontracten. De aannemer moet de individuele transporten dan niet meer zelf melden.
Opgelet: dit geldt niet voor werken waarvoor een technisch verslag werd opgemaakt. In dat geval vraagt de uitvoerder van het werk grondverzettoelatingen aan voor gebruik van de gronden of doet hij zelf een grondtransportmelding naar een TOP/CGR/CSV, zodat de totale massabalans uit het technisch verslag kan opgevolgd worden.
Wij raden aan dat goede afspraken worden gemaakt tussen de opdrachtgever en de uitvoerder. De periodieke melding is niet verplicht. Indien de melding niet wordt overgenomen door de opdrachtgever (als periodiek melder) moet de uitvoerder van de werken alsnog zelf de meldingen doen.
Meer info over de periodieke melding:
De aannemer moet ten laatste bij de afronding van de werken de bodembeheerrapporten aan u overhandigen voor bodemmaterialen die werden hergebruikt binnen en buiten de werf én/of voor eventueel aangevoerde bodemmaterialen.
De afvoer naar een tussentijdse opslagplaats (TOP), een grondreinigingscentrum (CGR), een inrichting voor opslag en behandeling van bagger- en ruimingsspecie (CSV) of een deponie is geen gebruik van bodemmaterialen, de aannemer krijgt hiervoor dus geen bodembeheerrapport. U kan in deze gevallen de afvoerdocumenten opvragen.
Tip: vraag tijdens de uitvoering van de werken regelmatig een stand van zaken op bij uw aannemer. Een bodembeheerrapport kan enkel afgeleverd worden indien voorafgaandelijk aan het transport of het gebruik binnen de werf een grondverzettoelating werd aangevraagd.
Ja, wanneer de milieukwaliteit dit toelaat. Het is dus een vereiste om voorafgaandelijk aan de werken over het technisch verslag en de conformverklaring ervan te beschikken. De erkende bodemsaneringsdeskundige geeft in het technisch verslag aan
Bijkomend moet u het technisch verslag en de conformverklaring ten laatste 30 dagen voor de start van de werken overmaken aan het gemeentebestuur waar de werken worden uitgevoerd. (Dit vervangt de vroegere aanplakking.)
Zonder technisch verslag is oeverdeponie niet mogelijk en kan de specie enkel naar een centrum voor slibverwerking worden afgevoerd. Op dat centrum wordt van de specie – na ontwatering – een technisch verslag opgemaakt.
Meer info : Code van goede praktijk 'Tijdelijke oeverdeponie voor ontwatering'
In noodgevallen mag de waterloop nog steeds geruimd worden om problemen te voorkomen (overstroming) en kan de specie op de oever gedeponeerd worden volgens de code van goede praktijk die de randvoorwaarden en kwaliteitseisen bepaalt. Kortelings daarna moet het technisch verslag worden opgesteld, dat de verder te nemen acties zal bepalen.
Uiteraard kan de specie ook steeds onmiddellijk naar een centrum voor slibverwerking worden afgevoerd. Op dat centrum wordt van de specie – na ontwatering – een technisch verslag opgemaakt.
Meer info : Code van Goede Praktijk 'Tijdelijke oeverdeponie bij noodruimingen'
Art 158 van VLAREBO definieert ‘verdachte grond’ als volgt:
Op het Geoloket van OVAM kan u meer informatie vinden over eventueel eerder uitgevoerde bodemonderzoeken op uw terrein, of andere info over eventuele bodemverontreiniging.
Een aansluiting bij de Grondbank is verplicht voor alle actoren die betrokken zijn bij de uitgraving of het ruimen/baggeren van bodemmaterialen, het transport ervan en de behandeling/reiniging/ontwatering van de bodemmaterialen:
Bouwheren, groeves, adviesbureaus, architecten, binnenvaartondernemers,... kunnen ook facultatief aansluiten. Een samenwerking met de Grondbank biedt een aantal voordelen: