Sinds 15 februari 2022 dient voor de bepaling van per- en polyfluorverbindingen (PFAS) in bodem en sediment de ontwerp-CMA/3/D van 11/2022 te worden gevolgd :
Som PFAS
Om de resultaten te toetsen aan de toetsingswaarden dient de som van de 31 kwantitatieve parameters te worden gehanteerd.
Parameters waarvan de gemeten waarde onder de rapporteringsgrens ligt, worden in de sommatie niet meegenomen. In de laatste ontwerpversie van de CMA/3/D voor analyse van perfluorverbindingen ligt deze op ten hoogste 0,5 µg/kg DS (analyses vanaf 15 feb 2022). Opgelet: als het analysecertificaat effectief een meetwaarde opgeeft lager dan 0,5 µg/kg DS - niet voorafgegaan van een '<', dient deze waarde opgenomen te worden in de som PFAS.
Sinds 15 februari 2021 is voor de bepaling van per- en polyfluorverbindingen (PFAS) in bodem en sediment is de ontwerp-CMA/3/D (versie 11/2021) van toepassing.
Als u stalen neemt voor een PFAS-analyse hou dan rekening met de volgende richtlijnen:
Materiaal voor staalname
In de mate van het mogelijke gaat u na (bij de leverancier of aan de hand van analyses) of het materiaal dat u gebruikt bij de staalname PFAS kan bevatten. De checklijst die is opgenomen in de Richtlijn PFAS-onderzoek bevat een overzicht van mogelijke PFAS-houdende elementen.
U overloopt deze checklijst voor elke staalname. Een ingevulde en gedagtekende kopie ervan voegt u aan het dossier.
Regen-, veiligheids- en andere kledij
Er gelden geen beperkingen in regen-, veiligheids- en andere kledij als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Koelelementen
Het gebruik van koelelementen is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
Flexibele koelelementen zijn niet toegestaan omdat deze een grotere kans op scheuren hebben.
Materiaal reinigen
Gebruik water van drinkwaterkwaliteit.
U mag alleen PFAS-vrije detergenten gebruiken en u spoelt grondig na. Het gebruik van Deconex® is niet toegestaan.
Staalname van verschillende bodemmaterialen
Tijdens de staalname vermijdt u elk rechtstreeks contact met het staal, dus ook rechtstreeks contact met de handschoenen. Het is bijgevolg nodig om een gereinigd hulpmiddel te gebruiken om het staal te nemen.
Bij het uitleggen van de te bemonsteren bodemmaterialen zijn HDPE kunststof gootjes of kunststof folies alleen toegestaan als die niet worden beschadigd bij het vullen van de recipiënten. Als u dat niet kan garanderen dan gebruikt u zuivere, onbehandelde jute (zakken).
Conservering en bewaring van recipiënten
De richtlijnen voor conservering en bewaring van recipiënten zijn beschreven in procedure CMA/1/B en zijn van toepassing:
Mocht u hier verder nog vragen over hebben dan kan u zich steeds richten tot kwaliteitsborging@ovam.be.
Algemeen gesteld kan een terrein of een waterloop verdacht zijn voor PFAS-verontreiniging omwille van 2 redenen:
Indien er een technisch verslag opgemaakt moet worden, zal de erkende bodemsaneringsdeskundige alleszins een historisch onderzoek moeten uitvoeren, waarin hij moet nagaan in welke mate PFAS potentieel aanwezig kunnen zijn. Zoja, zal hij dat meenemen in de analysecampagne.
Indien het een grondverzet betreft van minder dan 250m³, is de opmaak van een technisch verslag niet verplicht, op voorwaarde dat het om een niet-verdacht terrein of waterloop gaat. Daarom raden we zeker aan om minstens de onderstaande bronnen te raadplegen. Met betrekking tot 'kleine werven' verwijzen we ook naar dit nieuwsitem.
Er zijn momenteel een aantal bronnen en richtlijnen ter beschikking om de PFAS-verdachtheid helpen na te gaan, o.a. :
Deze ondersteunende informatie geeft o.a. aan welke gebieden momenteel reeds werden aangeduid als PFAS-verdacht en geeft ook een overzicht van de verschillende activiteiten die PFAS-verontreiniging kunnen veroorzaakt hebben.
Let wel : deze informatie is zeker niet exhaustief en zal bovendien door de overheid regelmatig ge-update worden.
Vanaf 19 april 2022 dienen bovendien ook voor niet-PFAS-verdachte terreinen en waterlopen 1/4de van de mengstalen op PFAS geanalyseerd te worden.
Particulieren die grondwerken laten uitvoeren waarbij er in totaal minder dan 250m³ bodemmaterialen vrijkomt en waarbij het gaat om een onverdacht terrein, moeten geen technisch verslag laten opmaken.
Indien het terrein echter gelegen is in een zone waar de aanwezigheid van PFAS verwacht kan worden, kan de opmaak van een technisch verslag toch verplicht zijn, vooral indien u grond moet laten afvoeren. Maar eerst doorloopt men best de volgende stappen:
U wil grondwerken laten uitvoeren waarbij er minder dan 250m³ grond ontgraven zal worden. Indien uw terrein echter PFAS-verdacht is kan de opmaak van het technisch verslag wel verplicht zijn, indien een deel van die grond afgevoerd moet worden.
Welke stappen moet ik zetten om een technisch verslag op te laten maken en wie moeten ze hiervoor contacteren?
Vragen? stel ons deze gerust via grondbank@grondbank.be
Indien stalen worden genomen om de aanwezigheid van PFAS / PFOS te onderzoeken ten gevolge van mogelijke atmosferische depositie wordt een staalnamediepte tot 0,15 m-mv vooropgesteld.
De erkende bodemsaneringsdeskundige kan uiteraard ook rekening houden met andere factoren, zoals :
De richtlijn PFAS-onderzoek van 4 april 2022 van OVAM vermeldt geen richtwaarde (PFAS/PFOS) meer voor bouwkundig bodemgebruik / vormvast product.
De eBSD dient m.a.w. zelf een toetsingswaarde bouwkundig bodemgebruik / vormvast product uit te werken op basis van de bepalingen opgenomen in de standaardprocedure voor de opmaak van het technisch verslag, en dit op basis van de toetsingswaarden en de stofeigenschappen van de niet-genormeerde parameter. De eigen opgestelde toetsingswaarden en gebruiksvoorwaarden worden opgenomen in het technisch verslag. De verantwoordelijkheid voor deze werkwijze ligt volledig bij de erkende bodemsaneringsdeskundige.
De richtlijn verwijst hiervoor naar de bepalingen die zijn opgenomen in paragraaf 6.3 van de 'Standaardprocedure voor de opmaak van een technisch verslag' :
Voor parameters die niet opgenomen zijn in bijlage IV, V of VI van het VLAREBO, gaat de erkende bodemsaneringsdeskundige bij het evalueren van het analyseresultaat uit van eigen opgestelde toetsingswaarden.
Deze toetsingswaarden worden afgeleid volgens:
De motivatie van de opgestelde toetsingswaarden wordt bijgevoegd bij het technisch verslag. Op basis van de toetsingswaarden en de stofeigenschappen van de niet-genormeerde parameter bepaalt de bodemsaneringsdeskundige de gebruiksvoorwaarden voor de bodemmaterialen. Deze gebruiksvoorwaarden worden opgenomen in het technisch verslag.
De Geactualiseerde Richtlijn PFAS-onderzoek van 4 april 2022 (van toepassing vanaf 19 april 2022) heeft PFAS-analyses ihkv technische verslagen veralgemeend:
Wij verwijzen hiervoor naar de Richtlijn PFAS-onderzoek van OVAM.
De Richtlijn PFAS-onderzoek stelt dat er (zeker in het geval van niet-verdachte terreinen) gefocust dient te worden op de toplagen. De richtlijn maakt daarbij geen onderscheid tussen verharde en niet-verharde delen van het projectgebied.
Alleszins dienen 1/4de van de mengstalenop PFAS geanalyseerd te worden.
De onderzoeksverplichting van minstens 1 PFAS analyse (1/4de van alle mengstalen) per technisch verslag, zoals voorzien in de geactualiseerde Richtlijn PFAS-onderzoek, geldt voor alle onderzoeken waarvoor het veldwerk uitgevoerd is na 19 april 2022. Dit geldt evenzeer voor terreinen die onverdacht zijn voor PFAS.
Wat indien de boringen voor die datum werden uitgevoerd, maar de eBSD terugkeert voor bijkomend onderzoek ? Dient deze dan alsnog PFAS te laten analyseren, indien het een onverdacht terrein (voor PFAS) betreft?
We onderscheiden een aantal gevallen (PFAS onverdachte terreinen/waterlopen):
Opmerking : Voor PFAS-verdachte terreinen en waterlopen geldt er steeds een verplichting voor PFAS analyses. Ook indien er twijfel is is het alleszins aangeraden dat eBSD 1/4de van de mengstalen laat analyseren.
Moet er in de voorstudie van het technisch verslag nog nagekeken worden of de projectzone PFAS-verdacht is, aangezien PFAS vanaf 19 april 2022 altijd geanalyseerd dienen te worden?
Deze nieuwe richtlijn kan zeker geen aanleiding zijn om de voorstudie in te korten. Verdachte terreinen worden bemonsterd ifv de verdachte bronnen/zones: in dat geval kunnen bvb. ook stalen in de diepere lagen nodig zijn, of puntstalen ter hoogte van specifieke bronnen.
Alleszins is het aantal stalen dat wordt ingezet op PFAS minimum 1/4e van alle stalen. Indien nodig echter wordt die algemene screening uitgebreid op basis van de geïdentificeerde verdachte bronnen/zones.
Het aantal PFAS-analyses is 1/4de van ALLE mengstalen, afgerond naar boven. Voor de samenstelling van die mengmonsters, neem je deelstalen uit de toplaag, omdat daar het risico meestal groter is. Heeft u in een specifiek geval aanwijzingen dat PFAS dieper kan voorkomen, dan dienen ook daar stalen op PFAS worden geanalyseerd.
Het aantal PFAS-analyses is te bepalen aan de hand van het aantal mengmonsters berekend op basis van het volume (minimale strategie).
In onze conformverklaring kan je soms de volgende passage tegenkomen:
"PFAS: Er werden concentraties aan PFAS vastgesteld boven detectielimiet. Deze overschrijden echter de door de toetsingswaarde voor Vrij Gebruik niet. Voor toepassing van deze bodemmaterialen in groeves of voor onderwatertoepassingen is een locatie-specifieke evaluatie nodig.”
Deze passage refereert naar paragraaf 6.2.2 van de Richtlijn PFAS-onderzoek, en slaat op bodemmaterialen waarvoor de detectielimiet voor PFAS/PFOS/PFOA is overschreden (De waarde vrij gebruik echter niet).
Wat houdt dit in de praktijk juist in? Er zijn 2 mogelijkheden :
Voor concentraties > WVG is wel steeds een aanpassing van de omgevingsvergunning nodig, en dient bijgevolg te worden meegenomen in de Studie Ontvangende Groeve.
Afperking nodig ?
Wanneer een groeve of graverij geen bodemmaterialen met concentraties boven de detectielimiet mag ontvangen, dan kan een bijkomende afperking nodig zijn op de plaats van herkomst. Die impliceert een aanvulling op het technisch verslag. Partijen met een code 211 worden in regel niet afgeperkt. Doordat voor een aantal groeves/graverijen de detectielimiet voor PFAS als acceptatiecriterium geldt, zal die afperking alsnog dienen te gebeuren.
Andere criteria ?
Sommige groeves en graverijen hanteren voor PFAS specifiekere criteria, zoals het uitvoeren van de uitloogproef voor PFAS. Wij raden aan om u te informeren bij de groeve/graverij om hun specifieke acceptatiecriteria te raadplegen.
Op 4 april 2022 heeft OVAM de aangepaste Richtlijn 'Toetsingswaarden voor PFOS en PFOA in bodem en voor PFAS in grondwater' gepubliceerd.
Dit naar aanleiding van het tweede tussentijdse rapport van de opdrachthouder voor de aanpak van de PFAS-problematiek begin april 2022. In dit rapport ‘Van kennis naar actie' wordt een tijdelijk handelingskader voor diverse milieucompartimenten voorgesteld. De toetsingswaarden / voorgestelde bodemsaneringsnormen maken deel uit van dit tijdelijke handelingskader. Uit voorzorg en omwille van de vele wetenschappelijke onzekerheden worden de voorgestelde bodemsaneringsnormen voor PFOS en PFOA (uit 2021) verstrengd.
De toetsingswaarden zijn voorlopige waarden omdat het wetenschappelijk onderzoek over perfluorverbindingen nog volop in evolutie is. Deze waarden kunnen als toetsingswaarden worden gebruikt bij het beoordelen van bodemverontreinigingen. De richtlijn ‘Onderzoeksprotocol verkennend bodemonderzoek naar PFAS-verontreiniging door fluorhoudend blusschuim en t.h.v. PFAS-verdachte risicolocaties’ (OVAM,2022) geeft hierover meer informatie.
Daarnaast werden toetsingswaarden voor ‘vrij gebruik van bodem / richtwaarde’ afgeleid, waarbij rekening werd gehouden met achtergrondconcentraties (streefwaarden). Deze richtwaarden zijn niet gewijzigd t.o.v. vorige versie.
Ook al is er een conformverklaard technisch verslag voorhanden, eisen tussentijdse opslagplaatsen, centra voor grondreiniging of slibverwerking, of stortplaatsen soms dat er bijkomend PFAS-analyses worden uitgevoerd alvorens deze bodemmaterialen te aanvaarden. Anderen zullen deze bijkomende analyses zelf voorzien wanneer de bodemmaterialen aangeleverd zijn.
De reden daarvoor is dat de oudere technische verslagen niet altijd PFAS-analyses bevatten. De verplichte uitvoering van PFAS-analyses voor de opmaak van een technisch verslag geldt namelijk voor staalnames vanaf 19 april 2022. Oudere TV'en bevatten bijgevolg dikwijls geen PFAS analyses, tenzij PFAS expliciet als verdacht werd beschouwd.
Kan de TOP/CGR/CSV/stortplaats dit zomaar eisen ? Dit kan enerzijds namelijk leiden tot extra analysekosten, en in sommige gevallen - wanneer PFAS dan effectief in verhoogde concentraties wordt vastgesteld - tot bijkomende verwerkingskosten.
Zij hebben inderdaad het recht om dat te eisen, aangezien zij als ontvanger van deze bodemmaterialen zelf een belangrijke verantwoordelijkheid dragen. Ten eerste zijn zij verplicht om hun acceptatiecriteria te respecteren. Ook dienen zij er bij de verdere verwerking, berging, of het later hergebruik van de bodemmaterialen garant voor te staan dat er geen milieuschade zal ontstaan. En dit uiteraard ook voor PFAS. Vanuit die optiek is het begrijpelijk dat zij het voorzorgsprincipe hanteren.
Wanneer de geldigheid van een technisch verslag is verlopen, dient een erkende bodemsaneringsdeskundige dit technisch verslag te actualiseren.
Moeten PFAS verplicht geanalyseerd worden indien dit initieel nog niet gebeurde (PFAS-analyses zijn algemeen verplicht voor staalnames vanaf 19 april 2022) ?
Bij een actualisatie dient de eBSD na te gaan of er ondertussen nieuwe informatie/elementen zijn sinds de opmaak van het initiële technisch verslag. Hij doet dit via een update van het historisch onderzoek. Voor PFAS verwijzen we ook naar de inventaris PFAS-verdachte gebieden, de lijst van risico-activiteiten,... Meer informatie over de actualisatie van een technisch verslag vindt u hier.
Indien uit zijn historisch onderzoek blijkt dat het terrein/waterloop verdacht is, dient de erkende bodemsaneringsdeskundige bijkomende analyses op PFAS uit te voeren.
Indien de erkende bodemsaneringsdeskundige oordeelt dat er geen enkel aanwijzing is dat PFAS aanwezig kan zijn, is de analyse van PFAS niet verplicht.
Met ‘bodemmaterialen’ wordt bedoeld:
U bent verplicht om een technisch verslag op te laten maken voor bouw- of infrastructuurproject en bagger- of ruimingswerken waarbij bodemmaterialen zullen vrijkomen. Dit geldt ook voor de bodemmaterialen die vrijkomen tijdens de uitvoering van gestuurde boringen of diepteboringen, waarbij er een opmenging met bentoniet optreedt.
Er zijn echter een aantal uitzonderingen (art. 173) waarvoor de opmaak van een technisch verslag niet verplicht is.
Wanneer verschillende partijen, waarvoor per individuele partij de opmaak van een technisch verslag niet verplicht was, samengevoegd worden tot een samengestelde hoop, geldt alsnog de verplichting voor een technisch verslag van zodra de samengestelde hoop groter is dan 250 m³ (met uitzondering van grondbrij).
Een verdachte grond of waterloop betekent dat er aanwijzigingen zijn dat er een bodemverontreiniging aanwezig kan zijn.
Art 158 van VLAREBO definieert ‘verdachte grond’ als volgt:
Voor hergebruik van grond binnen de werf gelden iets soepelere hergebruiksmogelijkheden dan voor afvoer van grondoverschotten, echter nog steeds in overeenstemming met het standstill-beginsel: het hergebruik mag geen significante invloed hebben op de milieukwaliteit van de ontvangende zone.
Een “kadastrale werkzone” bakent ruimtelijk de zone af waarbinnen een (licht) verontreinigde partij (binnen het project) hergebruikt kan worden in overeenstemming met dit standstill-beginsel.
De kadastrale werkzone(s) wordt afgebakend op het zoneringsplan door de erkende bodemsaneringsdeskundige.
Meer info : Code van Goede Praktijk 'Afbakenen van een kadastrale werkzone'
De verplichting voor een technisch verslag en bodembeheerrapport is niet enkel vereist voor afvoer van grondoverschotten maar geldt ook voor hergebruik binnen de werf. Er zijn een aantal uitzonderingen voorzien, waaronder hergebruik binnen de zone voor gebruik ter plaatse.
Een zone voor gebruik ter plaatse is een zone waarbinnen de uitgegraven bodem op nagenoeg dezelfde plaats en dus onder dezelfde condities en in dezelfde toepassing wordt teruggelegd (art. 158, 13°). Een zone voor gebruik ter plaatse kan worden afgebakend voor 5 concrete situaties:
Voor deze situaties wordt in de code van goede praktijk omschreven onder welke voorwaarden het gebruik binnen een zone voor gebruik ter plaatse mogelijk is. Enkel onder die voorwaarden is géén technisch verslag en bodembeheerrapport vereist voor het hergebruik van de gronden binnen de werf.
Overschotten van dergelijke werken vallen buiten de vrijstelling, hiervoor is wél een technisch verslag vereist. Dit kan door de gestapelde hoop op de werf zelf te laten bemonsteren of op een tussentijdse opslagplaats.
Meer info : Code van Goede praktijk 'Afbakenen van een zone voor gebruik ter plaatse'
Een technisch verslag wordt opgemaakt onder leiding van een erkende bodemsaneringsdeskundige (eBSD). U vindt een lijst van alle eBSD op de website van de OVAM.
De grond-, ruimings- of baggerwerken mogen eventueel starten zonder dat er een technisch verslag werd opgemaakt. Maar de bodemmaterialen mogen nog niet worden hergebruikt (ook niet binnen de werf). Het gebruik van bodemmaterialen kan enkel op basis van een technisch verslag en bovendien moet de aannemer (de uitvoerder van de werken) voorafgaandelijk aan het transport of de verplaatsing een grondverzettoelating aanvragen.
Indien het niet mogelijk is om een technisch verslag te laten opmaken vóór de werken, kan u opdracht geven om de vrijgekomen bodemmaterialen af te voeren naar een tussentijdse opslagplaats, een grondreinigingscentrum of een inrichting voor opslag en behandeling van bagger- en ruimingsspecie. De bemonstering van de bodemmaterialen en de opmaak van het technisch verslag gebeurt dan op deze inrichtingen. Het transport ernaartoe valt wel onder de meldingsplicht.
Het blijft wel aangewezen om over het technisch verslag te beschikken vóór de werken (en voor aanbesteding), aangezien u enkel op die manier de gebruiksmogelijkheden kent, wat bepalend is voor de kostprijs.
Bodemmaterialen afkomstig van de openbare weg (met inbegrip van de berm) zijn per definitie verdachte grond.
De melding dient in principe voorafgaandelijk aan het transport te gebeuren door de uitvoerder van werken. Maar steden, gemeentes en nutsmaatschappijen kunnen een overeenkomst afsluiten met een bodembeheerorganisatie om deze meldingsplicht op periodieke basis te vervullen. Dit geldt in de eerste plaats voor de werken die ze zelf uitvoeren, maar ook voor de werken uitgevoerd in het kader van hun raamcontracten. De aannemer moet de individuele transporten dan niet meer zelf melden.
Opgelet: dit geldt niet voor werken waarvoor een technisch verslag werd opgemaakt. In dat geval vraagt de uitvoerder van het werk grondverzettoelatingen aan voor gebruik van de gronden of doet hij zelf een grondtransportmelding naar een TOP/CGR/CSV, zodat de totale massabalans uit het technisch verslag kan opgevolgd worden.
Wij raden aan dat goede afspraken worden gemaakt tussen de opdrachtgever en de uitvoerder. De periodieke melding is niet verplicht. Indien de melding niet wordt overgenomen door de opdrachtgever (als periodiek melder) moet de uitvoerder van de werken alsnog zelf de meldingen doen.
Meer info over de periodieke melding:
De aannemer moet ten laatste bij de afronding van de werken de bodembeheerrapporten aan u overhandigen voor bodemmaterialen die werden hergebruikt binnen en buiten de werf én/of voor eventueel aangevoerde bodemmaterialen.
De afvoer naar een tussentijdse opslagplaats (TOP), een grondreinigingscentrum (CGR), een inrichting voor opslag en behandeling van bagger- en ruimingsspecie (CSV) of een deponie is geen gebruik van bodemmaterialen, de aannemer krijgt hiervoor dus geen bodembeheerrapport. U kan in deze gevallen de afvoerdocumenten opvragen.
Tip: vraag tijdens de uitvoering van de werken regelmatig een stand van zaken op bij uw aannemer. Een bodembeheerrapport kan enkel afgeleverd worden indien voorafgaandelijk aan het transport of het gebruik binnen de werf een grondverzettoelating werd aangevraagd.
Ja, wanneer de milieukwaliteit dit toelaat. Het is dus een vereiste om voorafgaandelijk aan de werken over het technisch verslag en de conformverklaring ervan te beschikken. De erkende bodemsaneringsdeskundige geeft in het technisch verslag aan
Bijkomend moet u het technisch verslag en de conformverklaring ten laatste 30 dagen voor de start van de werken overmaken aan het gemeentebestuur waar de werken worden uitgevoerd. (Dit vervangt de vroegere aanplakking.)
Zonder technisch verslag is oeverdeponie niet mogelijk en kan de specie enkel naar een centrum voor slibverwerking worden afgevoerd. Op dat centrum wordt van de specie – na ontwatering – een technisch verslag opgemaakt.
Meer info : Code van goede praktijk 'Tijdelijke oeverdeponie voor ontwatering'
In noodgevallen mag de waterloop nog steeds geruimd worden om problemen te voorkomen (overstroming) en kan de specie op de oever gedeponeerd worden volgens de code van goede praktijk die de randvoorwaarden en kwaliteitseisen bepaalt. Kortelings daarna moet het technisch verslag worden opgesteld, dat de verder te nemen acties zal bepalen.
Uiteraard kan de specie ook steeds onmiddellijk naar een centrum voor slibverwerking worden afgevoerd. Op dat centrum wordt van de specie – na ontwatering – een technisch verslag opgemaakt.
Meer info : Code van Goede Praktijk 'Tijdelijke oeverdeponie bij noodruimingen'
Art 158 van VLAREBO definieert ‘verdachte grond’ als volgt:
Op het Geoloket van OVAM kan u meer informatie vinden over eventueel eerder uitgevoerde bodemonderzoeken op uw terrein, of andere info over eventuele bodemverontreiniging.
Een aansluiting bij de Grondbank is verplicht voor alle actoren die betrokken zijn bij de uitgraving of het ruimen/baggeren van bodemmaterialen, het transport ervan en de behandeling/reiniging/ontwatering van de bodemmaterialen:
Bouwheren, groeves, adviesbureaus, architecten, binnenvaartondernemers,... kunnen ook facultatief aansluiten. Een samenwerking met de Grondbank biedt een aantal voordelen:
In hoofdstuk XIII van het Vlarebo (art. 175) wordt expliciet aangegeven dat de bouwheer (aangeduid als 'initiatiefnemer van de werken') verplicht is om het technisch verslag te laten opmaken. In principe wordt het technisch verslag opgemaakt op de plaats waar de bodemmaterialen vrijkomen.
De bouwheer kan er echter voor opteren om de bodemmaterialen eerst te laten opslaan op een tussentijdse opslagplaats (TOP), centrum voor grondreiniging (CGR) of centrum voor slibverwerking (CSV). Vervolgens dient het technisch verslag opgemaakt te worden voor de gestockeerde partij(en). Dit wordt meestal contractueel bepaald tussen de bouwheer (opdrachtgever) en de aannemer die de uitgraving zal uitvoeren (of de TOP/CGR).
Het technisch verslag kan ook opgemaakt worden in opdracht van de steenbakkerij of betoncentrale die de bodemmaterialen heeft aanvaard.
Artikel 174 van het Vlarebo stelt dat de bouwheer de nodige maatregelen moet nemen opdat het technisch verslag en de conformverklaring ervan, deel uitmaken van de aanbestedingsdocumenten, de prijsvraag of de contractuele documenten. Het technisch verslag én de conformverklaring moeten dus opgenomen worden in het bestek. Behalve verplicht is het ook voordelig deze documenten op te nemen. Een goede en correcte prijszetting is uiteindelijk maar mogelijk als er een duidelijk zicht is op de grondstromen en gebruiksmogelijkheden. Toch kan het soms zinvoller zijn om de bodem eerst af te voeren naar een TOP of CGR, en het technisch verslag nadien op te laten maken. Dat is bvb. het geval voor kleinere uitgravingen of grondoverschotten, waarbij selectieve uitgraving minder belangrijk is.
In dat laatste geval dienen de nodige besteksposten worden voorzien voor afvoer naar een TOP/CGR voor een partij bodem van ongekende kwaliteit.
Voor meer info en advies m.b.t. de opmaak van bestekken, neem gerust contact op met onze Cel Ondersteuning).
Ja, dat kan. Het bodemdecreet bepaalt dat diegene die een nieuwe verontreiniging veroorzaakt daarvoor aansprakelijk is, zelfs indien geen fout werd begaan. Dit wordt regelmatig aangeduid met de term 'objectieve of foutloze aansprakelijkheid'. De schadelijder moet uiteraard aantonen dat de verontreinigende bodemmaterialen wel degelijk door u werden geleverd.
Dit valt mogelijk onder de dekking van de collectieve verzekering en moet zo snel mogelijk schriftelijk aangegeven worden bij de verzekeraar FCI of bij verzekeringsmakelaar Marsh, per aangetekend schrijven. Contacteer Joris Vanderhallen (02/545.58.26) voor meer inlichtingen.
Grondverzet in overeenstemming met de richtlijnen van de Grondbank valt onder de dekking van de collectieve verzekering, ook indien dit grondverzet via een B-TOP loopt. De activiteiten op de B-TOP vallen echter niet onder de dekking. Dit heeft tot gevolg dat, indien bij een schadegeval aangetoond wordt dat dit het gevolg is van een fout op de B-TOP, er op de betrokken B-TOP verhaal kan worden uitgeoefend.
Grondverzet via door de vzw Grondbank gecertificeerde TOP's, CGR's en CSV's valt onder de dekking van de collectieve verzekering. De activiteiten (administratieve of opslagactiviteiten) op de C-TOP/CGR/CSV vallen ook onder de dekking en dit vanaf het ogenblik van certificatie.
Indien bij een schadegeval aangetoond wordt dat de schade een gevolg is van een fout vóór de certificatie, kan er verhaal op de TOP of CGR worden uitgeoefend. Indien een schadegeval het gevolg is van een onopzettelijke administratieve of opslagfout na de certificatie, zal er geen verhaal uitgeoefend worden.
De verzekeraar kan steeds verhaal uitoefenen indien het schadegeval het gevolg is van een slechte reiniging. De feitelijke reinigingsactiviteiten zijn steeds uitgesloten van de verzekering.
Het antwoord op deze vraag kan enigszins verassend klinken: Neen. Het betreft nl. een aansprakelijkheidsverzekering. De schadeleider – bvb. de eigenaar van een terrein dat verontreinigd werd als gevolg van de aangevoerde partij bodemmaterialen – wordt beschouwd als derde. De collectieve verzekeringspolis van de Grondbank biedt dekking aan de aangesloten aannemers, vervoerders en gecertificeerde tussentijdse opslagplaatsen, centra voor grondreiniging en centra voor slibverwerking die betrokken waren bij de uitvoering en het transport en hiervoor aansprakelijk worden gesteld. De verzekering zal m.a.w. tussenkomen in het kader van hun aansprakelijkheid ten overstaan van deze derde.
Met betrekking tot de uitvoering van de grond-, bagger- of ruimingswerken kan een hoofdaannemer ook fouten begaan, bvb. verkeerde informatie doorgeven, een fout bij de coördinatie van de werken,.... Indien bij een schadegeval zou blijken dat de vervuiling een gevolg is van een fout van de hoofdaannemer kan op hem verhaal worden uitgeoefend.
Hoofdaannemers die aangesloten zijn bij de Grondbank vallen onder de dekking van de collectieve verzekering indien ook alle onderaannemers bij de Grondbank zijn aangesloten. Daardoor zal er, in geval van fout, door de verzekeraar geen verhaal op hen worden uitgeoefend.
Zelfs met onverdachte bodemmaterialen neemt u een risico. Gezien de strenge normen voor hergebruik (bijlage V van het Vlarebo) is het altijd mogelijk dat de bodemmaterialen niet voldoen aan de wettelijke bepalingen. De opdrachtgever is niet verplicht om een technisch verslag op te laten maken, maar de normen voor hergebruik van het Vlarebo blijven onverminderd van kracht. Bij twijfel is het steeds aangeraden om contact op te nemen met een erkende bodemsaneringdeskundige.
Voor het transport van dergelijk bodemmaterialen valt u bovendien onder de meldingsplicht.
Opgelet: indien u verschillende kleinere partijen (onverdachte) bodemmaterialen bijeenbrengt en samenvoegt op een tussentijdse opslagplaats, een centrum voor grondreiniging, of een centrum voor slibverwerking, en de samengevoegde partij is groter dan 250m³, dan dient u toch een technisch verslag op te laten maken. Vervolgens is ook de aanvraag van een bodembeheerrapport verplicht.
Met ‘bodemmaterialen’ wordt bedoeld:
U bent verplicht om een technisch verslag op te laten maken voor bouw- of infrastructuurproject en bagger- of ruimingswerken waarbij bodemmaterialen zullen vrijkomen. Dit geldt ook voor de bodemmaterialen die vrijkomen tijdens de uitvoering van gestuurde boringen of diepteboringen, waarbij er een opmenging met bentoniet optreedt.
Er zijn echter een aantal uitzonderingen (art. 173) waarvoor de opmaak van een technisch verslag niet verplicht is.
Wanneer verschillende partijen, waarvoor per individuele partij de opmaak van een technisch verslag niet verplicht was, samengevoegd worden tot een samengestelde hoop, geldt alsnog de verplichting voor een technisch verslag van zodra de samengestelde hoop groter is dan 250 m³ (met uitzondering van grondbrij).
Een verdachte grond of waterloop betekent dat er aanwijzigingen zijn dat er een bodemverontreiniging aanwezig kan zijn.
Art 158 van VLAREBO definieert ‘verdachte grond’ als volgt:
Voor hergebruik van grond binnen de werf gelden iets soepelere hergebruiksmogelijkheden dan voor afvoer van grondoverschotten, echter nog steeds in overeenstemming met het standstill-beginsel: het hergebruik mag geen significante invloed hebben op de milieukwaliteit van de ontvangende zone.
Een “kadastrale werkzone” bakent ruimtelijk de zone af waarbinnen een (licht) verontreinigde partij (binnen het project) hergebruikt kan worden in overeenstemming met dit standstill-beginsel.
De kadastrale werkzone(s) wordt afgebakend op het zoneringsplan door de erkende bodemsaneringsdeskundige.
Meer info : Code van Goede Praktijk 'Afbakenen van een kadastrale werkzone'
Een technisch verslag wordt opgemaakt onder leiding van een erkende bodemsaneringsdeskundige (eBSD). U vindt een lijst van alle eBSD op de website van de OVAM.
Art 158 van VLAREBO definieert ‘verdachte grond’ als volgt:
Op het Geoloket van OVAM kan u meer informatie vinden over eventueel eerder uitgevoerde bodemonderzoeken op uw terrein, of andere info over eventuele bodemverontreiniging.
Grondbrij is de aarde die vrijkomt bij het wassen van land- en tuinbouwgewassen. Omdat grondbrij afkomstig is van landbouwterreinen (niet verdacht) en slechts in beperkte hoeveelheden vrijkomt, is de opmaak van een technisch verslag niet nodig. Ook indien de grondbrij – afkomstig van verschillende leveringen land- en tuinbouwgewassen – wordt samengevoegd tot meer dan 250 m³, moet er geen technisch verslag worden opgemaakt (in tegenstelling tot andere bodemmaterialen die worden samengevoegd tot meer dan 250m³).
Het transport van de grondbrij moet wel voorafgaandelijk gemeld worden bij een erkende bodembeheerorganisatie. Specifiek voor grondbrij bestaat de mogelijkheid om via een periodieke melding te werken.
Meer info over deze periodieke melding : plan van aanpak grondbrij (onder periodieke meldingen).
In hoofdstuk XIII van het Vlarebo (art. 175) wordt expliciet aangegeven dat de bouwheer (aangeduid als 'initiatiefnemer van de werken') verplicht is om het technisch verslag te laten opmaken. In principe wordt het technisch verslag opgemaakt op de plaats waar de bodemmaterialen vrijkomen.
De bouwheer kan er echter voor opteren om de bodemmaterialen eerst te laten opslaan op een tussentijdse opslagplaats (TOP), centrum voor grondreiniging (CGR) of centrum voor slibverwerking (CSV). Vervolgens dient het technisch verslag opgemaakt te worden voor de gestockeerde partij(en). Dit wordt meestal contractueel bepaald tussen de bouwheer (opdrachtgever) en de aannemer die de uitgraving zal uitvoeren (of de TOP/CGR).
Het technisch verslag kan ook opgemaakt worden in opdracht van de steenbakkerij of betoncentrale die de bodemmaterialen heeft aanvaard.
Een volledige uitleg vindt u op conformverklaring TV.
Artikel 174 van het Vlarebo stelt dat de bouwheer de nodige maatregelen moet nemen opdat het technisch verslag en de conformverklaring ervan, deel uitmaken van de aanbestedingsdocumenten, de prijsvraag of de contractuele documenten. Het technisch verslag én de conformverklaring moeten dus opgenomen worden in het bestek. Behalve verplicht is het ook voordelig deze documenten op te nemen. Een goede en correcte prijszetting is uiteindelijk maar mogelijk als er een duidelijk zicht is op de grondstromen en gebruiksmogelijkheden. Toch kan het soms zinvoller zijn om de bodem eerst af te voeren naar een TOP of CGR, en het technisch verslag nadien op te laten maken. Dat is bvb. het geval voor kleinere uitgravingen of grondoverschotten, waarbij selectieve uitgraving minder belangrijk is.
In dat laatste geval dienen de nodige besteksposten worden voorzien voor afvoer naar een TOP/CGR voor een partij bodem van ongekende kwaliteit.
Voor meer info en advies m.b.t. de opmaak van bestekken, neem gerust contact op met onze Cel Ondersteuning).
Het technisch verslag is maximaal 2 jaar geldig, te rekenen vanaf de ondertekening van het TV. De geldigheidsdatum staat steeds vermeld op de conformverklaring.
Daarna dient het technisch verslag te worden geactualiseerd. De erkende bodemsaneringsdeskundige dient dan aan te tonen dat de bestaande resultaten nog in overeenstemming zijn met de feitelijke toestand op het terrein. Aanvullend dient de eBSD een terreinbezoek uit te voeren. Als er aanwijzingen zijn dat de situatie is gewijzigd, of indien er nieuwe info beschikbaar is over de verontreinigingstoestand (bvb. het terrein is gelegen in een perimeter die gekend is voor PFAS-verontreiniging), kan bijkomende staalname vereist zijn.
Reeds gestarte werken
De geldigheid van de aangepaste conformverklaring komt dan overeen met de datum van de actualisatie plus 2 jaar.
OPGELET: ongeacht bovenstaande bepalingen kan een actualisatie steeds nodig zijn n.a.v. een wetswijziging of nieuwe info (aanpassingen ontwerp, vaststelling verontreiniging die niet gekend was in het TV , voorbereidende werken,...).
In veenrijke grond of sediment worden met de klassieke GC-analysemethode (FID) soms verhoogde concentraties aan minerale olie gemeten. Dat kan te wijten zijn aan de aanwezigheid van biogene verbindingen zoals humuszuren. De voorbereidende clean-up met florisil is niet altijd voldoende om interferenties met deze natuurlijke componenten uit te sluiten. Soms wordt hierover op het analysecertificaat een bemerking gemaakt.
Indien kan worden aangetoond dat de verhoogde concentraties effectief toe te schrijven zijn aan de aanwezigheid van veen, mag de erkende bodemsaneringsdeskundige besluiten dat het niet om een bodemverontreiniging gaat en de normoverschrijding negeren. M.a.w. mag hij bvb. een code 211 toekennen, op voorwaarde dat de andere parameters uiteraard voldoen voor vrij gebruik.
Wat moet u hiervoor doen ?
In bepaalde gevallen kan het labo op basis van de beschikbare analyseresultaten (chromatogrammen) reeds een duidelijke uitspraak doen over het biogene karakter van de verhoogde meetwaarden. In dat geval dient deze argumentatie van het labo toegevoegd te worden aan het technisch verslag.
In andere gevallen echter kan het nodig zijn om bijkomende analyses te doen die specifiek gericht zijn op het aantonen van het biogene/petrogene karakter.
Er zijn nu 3 CMA's beschikbaar om het biogene karakter van een verhoogde minerale olie concentratie aan te tonen, en dit voor de matrix bodem en slib/sediment.
Bodem
Voor bodem kan de eBSD een GC-MS analyse laten uitvoeren volgens CMA/3/R.2. Met deze analysemethode kan het onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds de biogene en petrogene verbindingen.
Slib/sediment (nieuw)
Voor sediment is CMA/3/R.4 beschikbaar om te bepalen of het om petrogene dan wel biogene componenten gaat. Deze methode heeft drie mogelijke resultaten:
De erkende bodemsaneringsdeskundige zal op basis van het resultaat en de gemeten concentratie een inschatting moeten doen van de effectieve verontreiniging met minerale olie en een code toekennen. Hierbij moet hij uiteraard rekening houden met historiek en terreinkenmerken.
Tenslotte is er een ontwerp CMA-methode beschikbaar (CMA/3/R.6) voor de heranalyse van stalen waterbodem en veen waarvan het gehalte minerale olie, bepaald volgens CMA/3/R.1, boven de norm ligt. Bij de heranalyse wordt een krachtiger florisilzuivering toegepast waarmee biogene componenten efficiënter verwijderd worden. Omdat daarbij ook een deel van de (aromatische) fractie van de minerale olie verloren gaat wordt deze zuivering niet uitgevoerd bij de standaard bepaling van minerale olie volgens CMA/3/R.1.
Deze bijkomende analyses en een duidelijke motivering moeten in het technisch verslag worden opgenomen.
Aangezien het een specifieke problematiek betreft, bieden de labo’s hun klanten hierbij de nodige ondersteuning.
De aanvraag een bodembeheerrapport is steeds verplicht voor het gebruik van bodemmaterialen waarvoor de opmaak van een technisch verslag verplicht is. Deze verplichting geldt voor zowel het hergebruik van uitgegraven bodem binnen de werf als het gebruik op een nieuwe eindbestemming (in het Vlaamse gewest). De aanvraag gebeurt door de aannemer of de exploitant van een tussentijdse opslagplaats, centrum voor grondreiniging of centrum voor slibverwerking.
Erkende tussentijdse opslagplaatsen, centra voor grondreiniging en centrum voor slibverwerking kunnen zelf bodembeheerrapporten opmaken voor die partijen die op hun site opgeslagen (en eventueel gereinigd) werden.
Het kan gebeuren dat de aannemer start met voorbereidende grond-, bagger- of ruimingswerken, maar dat hij nog geen afvoer of hergebruik van de vrijgekomen bodemmaterialen heeft voorzien. De bodemmaterialen worden m.a.w. tijdelijk op de werf gestapeld.
In dit geval moet u aan de Grondbank melden dat de werken starten. Dit kan u doen via onze Grondbank Community.
Indien u gebruik maakt van een werfgebonden opslagplaats – buiten de eigenlijke projectzone - (W-TOP), dient u de gegevens (locatie) ervan mee te vermelden.
Het is altijd mogelijk dat om dringende redenen nog geen technisch verslag kon worden opgemaakt. Toch kunnen de grond, bagger- of ruimingswerken altijd starten. Het Vlarebo stelt namelijk dat de opmaak van een technisch verslag én de aanvraag van een bodembeheerrapport verplicht is vóór het gebruik van de bodemmaterialen. De bemonstering van de bodemmaterialen en dus ook de opmaak van het technisch verslag kan dus ook gebeuren nadat ze op een TOP, CGR of CSV opgeslagen werden.
Dit is in de meeste gevallen evenwel af te raden, aangezien het technisch verslag juist toelaat om (licht) verontreinigde partijen en propere partijen selectief te behandelen. Een willekeurige uitgraving leidt er dikwijls toe dat heel de partij uitgegraven bodem verontreinigd blijkt te zijn (vermenging). Neem steeds contact op met de Grondbank vooraleer u de werken start.
Het volstaat om, samen met de aanvraag van de grondverzettoelating, een kopie van het technisch verslag, alsook de conformverklaring van vzw Grondwijzer, aan ons over te maken. Wij zullen het technisch verslag vervolgens onmiddellijk behandelen en de conformverklaring overnemen. In geval van wijzigingen (wetgeving, nieuwe inzichten, recente afspraken met de OVAM,…), nemen wij onmiddellijk contact met u op. Samen met de conformverklaring worden onmiddellijk de grondtransporttoelating (en de bijhorende vrachtbonnen) of de gebruiksbrief overgemaakt.
Neen, de volledig aangevulde en ondertekende eindverklaring (= ontvangstverklaring volgens art. 192 van Vlarebo) bevat alle nodige informatie voor de Grondbank om een bodembeheerrapport af te leveren. Toch kan de Grondbank de vrachtbonnen bijkomend opvragen (steekproefsgewijze controle of in geval van twijfel).
Indien u bodemmaterialen transporteert afkomstig van een grond-, bagger-, of ruimingswerk op een onverdacht terrein, waarbij er minder dan 250m³ in totaal zal vrijkomen (inclusief het deel dat wordt hergebruikt), dan bent u onderhevig aan de meldingsplicht*. Elk transport dient voorafgaandelijk gemeld te worden bij een erkende bodembeheerorganisatie. U kan dit vlot doen via onze Grondbank Community. Nadat u de melding heeft gedaan, kan u de bijhorende vrachtbon genereren en afprinten. Het gebruik van deze vrachtbon is niet verplicht, maar minstens dient uw vrachtdocument dezelfde gegevens te bevatten (referentie van de melding !).
Na afloop van het transport dient u het uiteindelijk getransporteerde volume in te geven via de Grondbank Community (Indienen Eindverklaring).
Deze instructiefilmpjes helpen u bij het uitvoeren van deze meldingen:
Opgelet: laat uw opdrachtgever zeker een verklaring ondertekenen dat het inderdaad een onverdacht terrein betreft en dat er in totaal maximaal 250m³ zal worden uitgegraven/uitgebaggerd.
Aannemers die uitsluitend dergelijke kleine, onverdachte werven uitvoeren, kunnen bij de Grondbank aansluiten als 'Aannemer kleine werf'. Meer info ivm de aansluiting vindt u hier.
* uitgezonderd transport met een voertuigcombinatie van 3,5 ton MTM (Maximaal Toegelaten Massa).
Het volstaat om, samen met de aanvraag van de grondverzettoelating, een kopie van het technisch verslag, alsook de conformverklaring van vzw Grondwijzer, aan ons over te maken. Wij zullen het technisch verslag vervolgens onmiddellijk behandelen en de conformverklaring overnemen. In geval van wijzigingen (wetgeving, nieuwe inzichten, recente afspraken met de OVAM,…), nemen wij onmiddellijk contact met u op. Samen met de conformverklaring worden onmiddellijk de grondtransporttoelating (en de bijhorende vrachtbonnen) of de gebruiksbrief overgemaakt.
Hier vindt u een schematisch overzicht.
Voor hergebruik van grond binnen de werf gelden iets soepelere hergebruiksmogelijkheden dan voor afvoer van grondoverschotten, echter nog steeds in overeenstemming met het standstill-beginsel: het hergebruik mag geen significante invloed hebben op de milieukwaliteit van de ontvangende zone.
Een “kadastrale werkzone” bakent ruimtelijk de zone af waarbinnen een (licht) verontreinigde partij (binnen het project) hergebruikt kan worden in overeenstemming met dit standstill-beginsel.
De kadastrale werkzone(s) wordt afgebakend op het zoneringsplan door de erkende bodemsaneringsdeskundige.
Meer info : Code van Goede Praktijk 'Afbakenen van een kadastrale werkzone'
De verplichting voor een technisch verslag en bodembeheerrapport is niet enkel vereist voor afvoer van grondoverschotten maar geldt ook voor hergebruik binnen de werf. Er zijn een aantal uitzonderingen voorzien, waaronder hergebruik binnen de zone voor gebruik ter plaatse.
Een zone voor gebruik ter plaatse is een zone waarbinnen de uitgegraven bodem op nagenoeg dezelfde plaats en dus onder dezelfde condities en in dezelfde toepassing wordt teruggelegd (art. 158, 13°). Een zone voor gebruik ter plaatse kan worden afgebakend voor 5 concrete situaties:
Voor deze situaties wordt in de code van goede praktijk omschreven onder welke voorwaarden het gebruik binnen een zone voor gebruik ter plaatse mogelijk is. Enkel onder die voorwaarden is géén technisch verslag en bodembeheerrapport vereist voor het hergebruik van de gronden binnen de werf.
Overschotten van dergelijke werken vallen buiten de vrijstelling, hiervoor is wél een technisch verslag vereist. Dit kan door de gestapelde hoop op de werf zelf te laten bemonsteren of op een tussentijdse opslagplaats.
Meer info : Code van Goede praktijk 'Afbakenen van een zone voor gebruik ter plaatse'
Een verdachte grond of waterloop betekent dat er aanwijzigingen zijn dat er een bodemverontreiniging aanwezig kan zijn.
Art 158 van VLAREBO definieert ‘verdachte grond’ als volgt:
De opdrachtgever is verplicht om een technisch verslag op te laten maken voor bouw- of infrastructuurproject en bagger- of ruimingswerken waarbij bodemmaterialen zullen vrijkomen.
Dit geldt ook voor de bodemmaterialen die vrijkomen tijdens de uitvoering van gestuurde boringen of diepteboringen, waarbij er een opmenging met bentoniet optreedt.
Er zijn echter een aantal uitzonderingen (art. 173) waarvoor de opmaak van een technisch verslag niet verplicht is.
Art 158 van VLAREBO definieert ‘verdachte grond’ als volgt:
Op het Geoloket van OVAM kan u meer informatie vinden over eventueel eerder uitgevoerde bodemonderzoeken op uw terrein, of andere info over eventuele bodemverontreiniging.
Grondbrij is de aarde die vrijkomt bij het wassen van land- en tuinbouwgewassen. Omdat grondbrij afkomstig is van landbouwterreinen (niet verdacht) en slechts in beperkte hoeveelheden vrijkomt, is de opmaak van een technisch verslag niet nodig. Ook indien de grondbrij – afkomstig van verschillende leveringen land- en tuinbouwgewassen – wordt samengevoegd tot meer dan 250 m³, moet er geen technisch verslag worden opgemaakt (in tegenstelling tot andere bodemmaterialen die worden samengevoegd tot meer dan 250m³).
Het transport van de grondbrij moet wel voorafgaandelijk gemeld worden bij een erkende bodembeheerorganisatie. Specifiek voor grondbrij bestaat de mogelijkheid om via een periodieke melding te werken.
Meer info over deze periodieke melding : plan van aanpak grondbrij (onder periodieke meldingen).
Een aansluiting bij de Grondbank is verplicht voor alle actoren die betrokken zijn bij de uitgraving of het ruimen/baggeren van bodemmaterialen, het transport ervan en de behandeling/reiniging/ontwatering van de bodemmaterialen:
Bouwheren, groeves, adviesbureaus, architecten, binnenvaartondernemers,... kunnen ook facultatief aansluiten. Een samenwerking met de Grondbank biedt een aantal voordelen:
Een volledige uitleg vindt u op conformverklaring TV.
De opdrachtgever is verplicht om een technisch verslag op te laten maken voor bouw- of infrastructuurproject en bagger- of ruimingswerken waarbij bodemmaterialen zullen vrijkomen.
Dit geldt ook voor de bodemmaterialen die vrijkomen tijdens de uitvoering van gestuurde boringen of diepteboringen, waarbij er een opmenging met bentoniet optreedt.
Er zijn echter een aantal uitzonderingen (art. 173) waarvoor de opmaak van een technisch verslag niet verplicht is.
Ja, aansluiting is verplicht voor de organisaties betrokken bij de uitvoering van de werken, het transport, de tussentijdse opslag, grondreiniging of slibverwerking. Voor andere actoren is aansluiting optioneel. Voor meer toelichting verwijzen we naar het aansluitingsformulier.
Wanneer de opmaak van een technisch verslag verplicht is, moet
Wanneer de opmaak van een technisch verslag niet verplicht is, volstaat het om de afvoer van de grondoverschotten te melden (voorafgaandelijk aan het transport) en het geleverde volume te bevestigen via een ontvangstverklaring.
Het transport van bodemmaterialen moet vergezeld zijn van een transportdocument.
Voor afvoer van bodemmaterialen naar een tussentijdse opslagplaats, centrum voor grondreiniging, centrum voor slibverwerking of stortplaats volstaat het om voorafgaandelijk een grondtransportmelding te doen bij Grondbank.
Hoe ga ik te werk :
Opgelet: Het transport van verontreinigde bodemmaterialen naar bijvoorbeeld een centrum voor grondreiniging, dient ook te worden vergezeld van een identificatieformulier voor afvalstoffen.
Sinds 1 april 2019 is er een meldingsplicht voor alle vervoer van bodemmaterialen en dit met een voertuigcombinatie van meer dan 3,5 ton.
Concreet moeten de volgende transporten voorafgaandelijk bij een erkende bodembeheerorganisatie gemeld worden:
Indien dit kadert in werken waarvoor een technisch verslag werd opgesteld en conform verklaard door een erkende bodembeheerorganisatie dan moet het transport gemeld worden in het kader van de opvolging van de totale volumebalans. De partij wordt beschouwd als gemengde afvalstroom, er moet dus ook voldaan worden aan de verplichtingen voor transport van afvalstoffen (o.a. identificatieformulier).
Indien géén technisch verslag werd opgesteld en conform verklaard is géén extra melding bij de bodembeheerorganisatie vereist. De partij moet wel afgezeefd worden, dit kan bvb. op een tussentijdse opslagplaats. De afgezeefde steenfractie wordt verder afgehandeld volgens de bepalingen van het VLAREMA. De afgezeefde bodem valt verder onder de verplichtingen van de grondverzetsregeling.
Sinds 1 april 2019 geldt een meldingsplicht voor de afvoer van bodemmaterialen waarvoor de opmaak van een technisch verslag niet verplicht is tenzij het transport gebeurt met een maximale voertuigcombinatie van 3,5 ton). Voor dit type melding volstaat een aansluiting ‘kleine werven’.
Hoe ga ik te werk:
Een aansluiting bij de Grondbank is verplicht voor alle actoren die betrokken zijn bij de uitgraving of het ruimen/baggeren van bodemmaterialen, het transport ervan en de behandeling/reiniging/ontwatering van de bodemmaterialen:
Bouwheren, groeves, adviesbureaus, architecten, binnenvaartondernemers,... kunnen ook facultatief aansluiten. Een samenwerking met de Grondbank biedt een aantal voordelen:
Alle aannemers van grond-, bagger- en ruimingswerken en vervoerders die betrokken zijn bij de werken in het kader van door de grondbank afgeleverde grondverzetlatingen/meldingen dienen aangesloten te zijn bij de vzw Grondbank. Belangrijk hierbij is dat de waarborg van de collectieve verzekeringspolis slechts geldt in zover uitsluitend wordt gewerkt met partijen die eveneens bij de vzw Grondbank zijn aangesloten.
Een hoofdaannemer of vervoersorganisatie moet zich niet aansluiten bij de Grondbank indien:
Door aan te sluiten valt een hoofdaannemer of vervoersorganisator wel onder de dekking van de collectieve verzekering.
Ja, dat kan. Het bodemdecreet bepaalt dat diegene die een nieuwe verontreiniging veroorzaakt daarvoor aansprakelijk is, zelfs indien geen fout werd begaan. Dit wordt regelmatig aangeduid met de term 'objectieve of foutloze aansprakelijkheid'. De schadelijder moet uiteraard aantonen dat de verontreinigende bodemmaterialen wel degelijk door u werden geleverd.
De aanvraag een bodembeheerrapport is steeds verplicht voor het gebruik van bodemmaterialen waarvoor de opmaak van een technisch verslag verplicht is. Deze verplichting geldt voor zowel het hergebruik van uitgegraven bodem binnen de werf als het gebruik op een nieuwe eindbestemming (in het Vlaamse gewest). De aanvraag gebeurt door de aannemer of de exploitant van een tussentijdse opslagplaats, centrum voor grondreiniging of centrum voor slibverwerking.
Erkende tussentijdse opslagplaatsen, centra voor grondreiniging en centrum voor slibverwerking kunnen zelf bodembeheerrapporten opmaken voor die partijen die op hun site opgeslagen (en eventueel gereinigd) werden.
Het kan gebeuren dat de aannemer start met voorbereidende grond-, bagger- of ruimingswerken, maar dat hij nog geen afvoer of hergebruik van de vrijgekomen bodemmaterialen heeft voorzien. De bodemmaterialen worden m.a.w. tijdelijk op de werf gestapeld.
In dit geval moet u aan de Grondbank melden dat de werken starten. Dit kan u doen via onze Grondbank Community.
Indien u gebruik maakt van een werfgebonden opslagplaats – buiten de eigenlijke projectzone - (W-TOP), dient u de gegevens (locatie) ervan mee te vermelden.
Het is altijd mogelijk dat om dringende redenen nog geen technisch verslag kon worden opgemaakt. Toch kunnen de grond, bagger- of ruimingswerken altijd starten. Het Vlarebo stelt namelijk dat de opmaak van een technisch verslag én de aanvraag van een bodembeheerrapport verplicht is vóór het gebruik van de bodemmaterialen. De bemonstering van de bodemmaterialen en dus ook de opmaak van het technisch verslag kan dus ook gebeuren nadat ze op een TOP, CGR of CSV opgeslagen werden.
Dit is in de meeste gevallen evenwel af te raden, aangezien het technisch verslag juist toelaat om (licht) verontreinigde partijen en propere partijen selectief te behandelen. Een willekeurige uitgraving leidt er dikwijls toe dat heel de partij uitgegraven bodem verontreinigd blijkt te zijn (vermenging). Neem steeds contact op met de Grondbank vooraleer u de werken start.
Het volstaat om, samen met de aanvraag van de grondverzettoelating, een kopie van het technisch verslag, alsook de conformverklaring van vzw Grondwijzer, aan ons over te maken. Wij zullen het technisch verslag vervolgens onmiddellijk behandelen en de conformverklaring overnemen. In geval van wijzigingen (wetgeving, nieuwe inzichten, recente afspraken met de OVAM,…), nemen wij onmiddellijk contact met u op. Samen met de conformverklaring worden onmiddellijk de grondtransporttoelating (en de bijhorende vrachtbonnen) of de gebruiksbrief overgemaakt.
Neen, de volledig aangevulde en ondertekende eindverklaring (= ontvangstverklaring volgens art. 192 van Vlarebo) bevat alle nodige informatie voor de Grondbank om een bodembeheerrapport af te leveren. Toch kan de Grondbank de vrachtbonnen bijkomend opvragen (steekproefsgewijze controle of in geval van twijfel).
Indien u bodemmaterialen transporteert afkomstig van een grond-, bagger-, of ruimingswerk op een onverdacht terrein, waarbij er minder dan 250m³ in totaal zal vrijkomen (inclusief het deel dat wordt hergebruikt), dan bent u onderhevig aan de meldingsplicht*. Elk transport dient voorafgaandelijk gemeld te worden bij een erkende bodembeheerorganisatie. U kan dit vlot doen via onze Grondbank Community. Nadat u de melding heeft gedaan, kan u de bijhorende vrachtbon genereren en afprinten. Het gebruik van deze vrachtbon is niet verplicht, maar minstens dient uw vrachtdocument dezelfde gegevens te bevatten (referentie van de melding !).
Na afloop van het transport dient u het uiteindelijk getransporteerde volume in te geven via de Grondbank Community (Indienen Eindverklaring).
Deze instructiefilmpjes helpen u bij het uitvoeren van deze meldingen:
Opgelet: laat uw opdrachtgever zeker een verklaring ondertekenen dat het inderdaad een onverdacht terrein betreft en dat er in totaal maximaal 250m³ zal worden uitgegraven/uitgebaggerd.
Aannemers die uitsluitend dergelijke kleine, onverdachte werven uitvoeren, kunnen bij de Grondbank aansluiten als 'Aannemer kleine werf'. Meer info ivm de aansluiting vindt u hier.
* uitgezonderd transport met een voertuigcombinatie van 3,5 ton MTM (Maximaal Toegelaten Massa).
Ja, indien u vervoer wil uitvoeren in het kader van een grondverzettoelating of grondtransportmelding dient u inderdaad aangesloten te zijn.
Voor aannemers die enkel kleine werken uitvoeren -waarvoor de opmaak van een technisch verslag niet vereist is- voorziet de Grondbank een aansluiting als 'aannemer kleine werven'. Voor het transport van de bodemmaterialen die ikv dergelijke ‘kleine werven’ vrijkomen moet de vervoerder niet extra aangesloten zijn bij Grondbank, in zoverre dat de melding correct is gebeurd.
De uitvoerder van de werken (aannemer, grondwerker, baggerbedrijf) moet hiervoor eerst een grondverzettoelating aanvragen bij een erkende bodembeheerorganisatie (zoals Grondbank) en kan vervolgens het transportdocument (vrachtbon) van Grondbank downloaden vanaf onze webapplicatie. Alleszins dient uw vrachtdocument de referentie van de grondtransportmelding vermelden.
Ga zeker na of de aannemer de grondverzettoelating heeft aangevraagd.
Opgelet: de vrachtbon van de Grondbank vervangt nooit de CMR-vrachtbrief of het identificatieformulier (indien verplicht).
In de gevallen dat het gebruik van de CMR of het identificatieformulier vereist is, of wanneer met een ander vrachtdocument gereden worden, is het niet nodig om ook de Grondbank-vrachtbon in de vrachtwagen bij te hebben en extra in te vullen, zolang de noodzakelijke gegevens die verwijzen naar de grondverzettoelating vermeld worden op de vervoersdocumenten.
De uitvoerder van de werken (aannemer, grondwerker, baggerbedrijf) moet dit transport voorafgaandelijk melden bij een erkende bodembeheerorganisatie (zoals Grondbank) en kan vervolgens het transportdocument van Grondbank downloaden vanaf onze webapplicatie. Alleszins dient uw vrachtdocument de referentie van de grondtransportmelding vermelden.
Ga zeker na of de aannemer deze melding heeft gedaan.
Opgelet: de vrachtbon van de Grondbank vervangt nooit de CMR-vrachtbrief of het identificatieformulier (indien verplicht).
In de gevallen dat het gebruik van de CMR of het identificatieformulier vereist is, of wanneer met een ander vrachtdocument gereden worden, is het niet nodig om ook de Grondbank-vrachtbon in de vrachtwagen bij te hebben en extra in te vullen, zolang de noodzakelijke gegevens die verwijzen naar de grondverzettoelating vermeld worden op de vervoersdocumenten.
De uitvoerder van de werken (aannemer, grondwerker, baggerbedrijf) moet dit transport voorafgaandelijk melden bij een erkende bodembeheerorganisatie (zoals Grondbank) en kan vervolgens het transportdocument van Grondbank downloaden vanaf onze webapplicatie. Alleszins dient uw vrachtdocument de referentie van de grondtransportmelding vermelden.
Opgelet: de vrachtbon van de Grondbank vervangt nooit de CMR-vrachtbrief of het identificatieformulier (indien verplicht).
In de gevallen dat het gebruik van de CMR of het identificatieformulier vereist is, of wanneer met een ander vrachtdocument gereden worden, is het niet nodig om ook de Grondbank-vrachtbon in de vrachtwagen bij te hebben en extra in te vullen, zolang de noodzakelijke gegevens die verwijzen naar de grondverzettoelating vermeld worden op de vervoersdocumenten.
Omdat (gewest)grensoverschrijdend transport van bodemmaterialen altijd wordt beschouwd als transport van afvalstoffen (ook niet-verontreinigde bodemmaterialen), dient dit steeds te worden vergezeld van een identificatieformulier voor afvalstoffen en moet voldaan worden aan de bepalingen voor vervoer van afvalstoffen.
Indien een technisch verslag werd opgesteld en conform verklaard door een erkende bodembeheerorganisatie dan moet de uitvoerder van de werken (aannemer, grondwerker, baggerbedrijf, …) het transport melden bij de bodembeheerorganisatie in het kader van de opvolging van de totale volumebalans.
Opgelet: voor het deel van het transport van bodemmaterialen in een ander gewest (ook van niet-verontreinigde bodemmaterialen) kan een identificatieformulier voor afvalstoffen noodzakelijk zijn. In Wallonië geldt er een uitzondering indien u voor het transport over een notification de mouvement des terres beschikt.
Voor uitvoer naar het buitenland is de Europese Verordening voor Overbrenging van Afvalstoffen (EVOA) van toepassing. U dient een kennisgevingsdossier in te dienen bij OVAM. In dat geval gelden voor het vervoer van de afvalstoffen het vervoersdocument en de afschriften van het kennisgevingsdocument als identificatieformulier.
Voorlopig niet
Een aansluiting bij de Grondbank is verplicht voor alle actoren die betrokken zijn bij de uitgraving of het ruimen/baggeren van bodemmaterialen, het transport ervan en de behandeling/reiniging/ontwatering van de bodemmaterialen:
Bouwheren, groeves, adviesbureaus, architecten, binnenvaartondernemers,... kunnen ook facultatief aansluiten. Een samenwerking met de Grondbank biedt een aantal voordelen:
Een hoofdaannemer of vervoersorganisatie moet zich niet aansluiten bij de Grondbank indien:
Door aan te sluiten valt een hoofdaannemer of vervoersorganisator wel onder de dekking van de collectieve verzekering.
Neen, de volledig aangevulde en ondertekende eindverklaring (= ontvangstverklaring volgens art. 192 van Vlarebo) bevat alle nodige informatie voor de Grondbank om een bodembeheerrapport af te leveren. Toch kan de Grondbank de vrachtbonnen bijkomend opvragen (steekproefsgewijze controle of in geval van twijfel).
Indien u bodemmaterialen transporteert afkomstig van een grond-, bagger-, of ruimingswerk op een onverdacht terrein, waarbij er minder dan 250m³ in totaal zal vrijkomen (inclusief het deel dat wordt hergebruikt), dan bent u onderhevig aan de meldingsplicht*. Elk transport dient voorafgaandelijk gemeld te worden bij een erkende bodembeheerorganisatie. U kan dit vlot doen via onze Grondbank Community. Nadat u de melding heeft gedaan, kan u de bijhorende vrachtbon genereren en afprinten. Het gebruik van deze vrachtbon is niet verplicht, maar minstens dient uw vrachtdocument dezelfde gegevens te bevatten (referentie van de melding !).
Na afloop van het transport dient u het uiteindelijk getransporteerde volume in te geven via de Grondbank Community (Indienen Eindverklaring).
Deze instructiefilmpjes helpen u bij het uitvoeren van deze meldingen:
Opgelet: laat uw opdrachtgever zeker een verklaring ondertekenen dat het inderdaad een onverdacht terrein betreft en dat er in totaal maximaal 250m³ zal worden uitgegraven/uitgebaggerd.
Aannemers die uitsluitend dergelijke kleine, onverdachte werven uitvoeren, kunnen bij de Grondbank aansluiten als 'Aannemer kleine werf'. Meer info ivm de aansluiting vindt u hier.
* uitgezonderd transport met een voertuigcombinatie van 3,5 ton MTM (Maximaal Toegelaten Massa).
Het transport van de grondbrij moet voorafgaandelijk gemeld worden bij een erkende bodembeheerorganisatie. Dit kan via een individuele melding per transport, maar specifiek voor grondbrij bestaat ook de mogelijkheid om via een periodieke melding te werken.
Meer info over deze periodieke melding : plan van aanpak grondbrij
Momenteel heeft Grondbank vzw een verwerkersovereenkomst afgesloten met de volgende bedrijven :
Deze providers beschikken over de nodige erkenningen voor het afleveren van o.a. de CMR, alsook het identificatieformulier voor afvalstoffen. Dit laatste is essentieel aangezien het digitale vrachtdocument ook gebruikt kan worden voor het vervoer van bodemmaterialen die gereinigd of gestort dienen te worden. In dat geval worden de bodemmaterialen beschouwd als afvalstoffen (bvb. code 999).
Indien de overschotten grond, bagger- en ruimingsspecie of bentonietslib afkomstig zijn van kleine werven waarvoor de opmaak van een technisch verslag niet verplicht is, dan moet u voor de opslag niet aansluiten bij een erkende bodembeheerorganisatie.
Wel moet het transport van en naar de TOP/CSV steeds voorafgaandelijk gemeld worden
Opgelet: als u overschotten samenvoegt tot méér dan 250 m³, is de opmaak van een technisch verslag (en vervolgens de aanvraag van een grondverzettoelating) wél verplicht. In dat geval moet de TOP/CSV wél aansluiten voor zijn TOP-activiteiten.
Sinds 1 april 2019 moet het transport van bodemmaterialen, ook wanneer de opmaak van een technisch verslag niet verplicht is, voorafgaandelijk gemeld worden aan een erkende bodembeheerorganisatie. Deze meldingsplicht geldt evenzeer voor afvoer van de bodemmaterialen naar een TOP, CGR of CSV. De melding gebeurt door de uitvoerder van de werken.
De melding kan online gebeuren via de Grondbank Community. Er zijn 2 mogelijkheden:
Een voorafgaandelijke melding van afvoer van een partij naar een TOP/CGR/CSV is bovendien een expliciete voorwaarde om de resultaten van het technisch verslag te behouden. Wanneer een partij bodemmaterialen waarvoor al een technisch verslag werd opgemaakt op de werf van herkomst (en conform verklaard) zonder voorafgaandelijke melding naar een TOP, CGR of CSV werd vervoerd, dan dient de partij opnieuw volledige conform de bemonsteringsprocedure ingekeurd te worden. Een controlemonster volstaat m.a.w. niet.
Grote partijen
Partijen die voor hetzelfde gebruik in aanmerking komen mogen steeds samengevoegd worden. Dat betekent dus dat er voor elk van de individuele partijen eerst een conform verklaard technisch verslag beschikbaar moet zijn. Indien een bijkomende inkeuring vereist is, moet het resultaat daarvan eerst gekend zijn en moet de oorspronkelijke kwaliteit bevestigd worden.
Na samenvoeging gelden voor de samengevoegde partij de gebruiksmogelijkheden van de “slechtste” partij. Samenvoegen om een betere milieukwaliteit te bekomen dan voor samenvoeging is verboden (verdunnen).
Enkele voorbeelden:
Kleine grondoverschotten
Op een tussentijdse opslagplaats, centrum voor grondreiniging of centrum voor slibverwerking kunnen partijen kleiner dan 250 m³ en op voorwaarde dat ze van eenzelfde type herkomst zijn, worden samengevoegd tot maximaal 1000 m³, waarna van de volledige partij een technisch verslag wordt opgemaakt.
Opgelet: wanneer u kleine partijen van niet verdachte herkomst, waarvoor géén technisch verslag verplicht was, samenvoegt tot meer dan 250 m³, is de opmaak van een technisch verslag voor de samengevoegde partij alsnog verplicht.
Een aansluiting bij de Grondbank is verplicht voor alle actoren die betrokken zijn bij de uitgraving of het ruimen/baggeren van bodemmaterialen, het transport ervan en de behandeling/reiniging/ontwatering van de bodemmaterialen:
Bouwheren, groeves, adviesbureaus, architecten, binnenvaartondernemers,... kunnen ook facultatief aansluiten. Een samenwerking met de Grondbank biedt een aantal voordelen:
Ja, dat kan. Het bodemdecreet bepaalt dat diegene die een nieuwe verontreiniging veroorzaakt daarvoor aansprakelijk is, zelfs indien geen fout werd begaan. Dit wordt regelmatig aangeduid met de term 'objectieve of foutloze aansprakelijkheid'. De schadelijder moet uiteraard aantonen dat de verontreinigende bodemmaterialen wel degelijk door u werden geleverd.
Grondverzet in overeenstemming met de richtlijnen van de Grondbank valt onder de dekking van de collectieve verzekering, ook indien dit grondverzet via een B-TOP loopt. De activiteiten op de B-TOP vallen echter niet onder de dekking. Dit heeft tot gevolg dat, indien bij een schadegeval aangetoond wordt dat dit het gevolg is van een fout op de B-TOP, er op de betrokken B-TOP verhaal kan worden uitgeoefend.
Grondverzet via door de vzw Grondbank gecertificeerde TOP's, CGR's en CSV's valt onder de dekking van de collectieve verzekering. De activiteiten (administratieve of opslagactiviteiten) op de C-TOP/CGR/CSV vallen ook onder de dekking en dit vanaf het ogenblik van certificatie.
Indien bij een schadegeval aangetoond wordt dat de schade een gevolg is van een fout vóór de certificatie, kan er verhaal op de TOP of CGR worden uitgeoefend. Indien een schadegeval het gevolg is van een onopzettelijke administratieve of opslagfout na de certificatie, zal er geen verhaal uitgeoefend worden.
De verzekeraar kan steeds verhaal uitoefenen indien het schadegeval het gevolg is van een slechte reiniging. De feitelijke reinigingsactiviteiten zijn steeds uitgesloten van de verzekering.
Een volledige uitleg vindt u op conformverklaring TV.
Een technisch verslag wordt opgemaakt onder leiding van een erkende bodemsaneringsdeskundige (eBSD). U vindt een lijst van alle eBSD op de website van de OVAM.
De opdrachtgever is verplicht om een technisch verslag op te laten maken voor bouw- of infrastructuurproject en bagger- of ruimingswerken waarbij bodemmaterialen zullen vrijkomen.
Dit geldt ook voor de bodemmaterialen die vrijkomen tijdens de uitvoering van gestuurde boringen of diepteboringen, waarbij er een opmenging met bentoniet optreedt.
Er zijn echter een aantal uitzonderingen (art. 173) waarvoor de opmaak van een technisch verslag niet verplicht is.
In de VLAREBO zelf worden architect, studiebureau of ontwerper niet expliciet vermeld, maar u voert een aantal taken uit in opdracht van de bouwheer die wél wettelijke verplichtingen heeft in het kader van de grondverzetsregeling. Maak hierover duidelijk afspraken met uw opdrachtgever.
Zo berekent u als architect, studiebureau of ontwerpbureau de uit te graven of baggeren volumes en maakt u de uitvoeringsplannen op. Deze gegevens (uitgravingszones, dieptes …) zijn essentieel voor de opmaak van het technisch verslag en de verdere opvolging van de volumebalans door de bodembeheerorganisatie tijdens de uitvoering van de werken. U heeft er alle belang om tijdig alle nodige informatie over te maken aan de erkende bodemsaneringsdeskundige met het oog op een vlotte uitvoering.
Bijkomend maakt u meestal ook de prijsvraag, het bestek of aanbestedingsdocumenten op. In het technisch verslag en de conformverklaring kunnen een aantal uitvoeringsbepalingen staan die best vertaald worden in duidelijke afspraken in de prijsvraag, bestek of aanbestedingsdocumenten. Voeg het technisch verslag en de conformverklaring dus niet zomaar toe als bijlage, maar verifieer of aangepaste/extra meetposten voorzien moeten worden in de meetstaat, aangepast aan de resultaten van het technisch verslag.
Tot slot bent u mogelijk ook belast met het toezicht op de werken.
Een aansluiting bij de Grondbank is verplicht voor alle actoren die betrokken zijn bij de uitgraving of het ruimen/baggeren van bodemmaterialen, het transport ervan en de behandeling/reiniging/ontwatering van de bodemmaterialen:
Bouwheren, groeves, adviesbureaus, architecten, binnenvaartondernemers,... kunnen ook facultatief aansluiten. Een samenwerking met de Grondbank biedt een aantal voordelen:
In hoofdstuk XIII van het Vlarebo (art. 175) wordt expliciet aangegeven dat de bouwheer (aangeduid als 'initiatiefnemer van de werken') verplicht is om het technisch verslag te laten opmaken. In principe wordt het technisch verslag opgemaakt op de plaats waar de bodemmaterialen vrijkomen.
De bouwheer kan er echter voor opteren om de bodemmaterialen eerst te laten opslaan op een tussentijdse opslagplaats (TOP), centrum voor grondreiniging (CGR) of centrum voor slibverwerking (CSV). Vervolgens dient het technisch verslag opgemaakt te worden voor de gestockeerde partij(en). Dit wordt meestal contractueel bepaald tussen de bouwheer (opdrachtgever) en de aannemer die de uitgraving zal uitvoeren (of de TOP/CGR).
Het technisch verslag kan ook opgemaakt worden in opdracht van de steenbakkerij of betoncentrale die de bodemmaterialen heeft aanvaard.
Grondbrij is de aarde die vrijkomt bij het wassen van land- en tuinbouwgewassen. Omdat grondbrij afkomstig is van landbouwterreinen (niet verdacht) en slechts in beperkte hoeveelheden vrijkomt, is de opmaak van een technisch verslag niet nodig. Ook indien de grondbrij – afkomstig van verschillende leveringen land- en tuinbouwgewassen – wordt samengevoegd tot meer dan 250 m³, moet er geen technisch verslag worden opgemaakt (in tegenstelling tot andere bodemmaterialen die worden samengevoegd tot meer dan 250m³).
Het transport van de grondbrij moet wel voorafgaandelijk gemeld worden bij een erkende bodembeheerorganisatie. Specifiek voor grondbrij bestaat de mogelijkheid om via een periodieke melding te werken.
Meer info over deze periodieke melding : plan van aanpak grondbrij (onder periodieke meldingen).
Zowel landbouwbedrijven als voedingsverwerkende bedrijven hebben de mogelijkheid om de melding op periodieke basis te doen, en dit door aan te sluiten als periodiek melder grondbrij.
Indien de afvoer van de grondbrij wordt verzorgd door een aannemer van grondwerken, dan dient deze zelf de melding uit te voeren. Zorg dat hierover op voorhand goede afspraken worden gemaakt.
Ja, een transportdocument (vrachtbon) is verplicht. Dit moet minstens de volgende gegevens bevatten:
De vrachtbon die u via Grondbank Community kan downloaden, nadat u het transport heeft gemeld, voldoet aan deze verplichtingen (een aantal gegevens dienen nog aangevuld te worden).
Een aansluiting bij de Grondbank is verplicht voor alle actoren die betrokken zijn bij de uitgraving of het ruimen/baggeren van bodemmaterialen, het transport ervan en de behandeling/reiniging/ontwatering van de bodemmaterialen:
Bouwheren, groeves, adviesbureaus, architecten, binnenvaartondernemers,... kunnen ook facultatief aansluiten. Een samenwerking met de Grondbank biedt een aantal voordelen:
Het transport van de grondbrij moet voorafgaandelijk gemeld worden bij een erkende bodembeheerorganisatie. Dit kan via een individuele melding per transport, maar specifiek voor grondbrij bestaat ook de mogelijkheid om via een periodieke melding te werken.
Meer info over deze periodieke melding : plan van aanpak grondbrij
Een aansluiting bij de Grondbank is verplicht voor alle actoren die betrokken zijn bij de uitgraving of het ruimen/baggeren van bodemmaterialen, het transport ervan en de behandeling/reiniging/ontwatering van de bodemmaterialen:
Bouwheren, groeves, adviesbureaus, architecten, binnenvaartondernemers,... kunnen ook facultatief aansluiten. Een samenwerking met de Grondbank biedt een aantal voordelen:
Alle aannemers van grond-, bagger- en ruimingswerken en vervoerders die betrokken zijn bij de werken in het kader van door de grondbank afgeleverde grondverzetlatingen/meldingen dienen aangesloten te zijn bij de vzw Grondbank. Belangrijk hierbij is dat de waarborg van de collectieve verzekeringspolis slechts geldt in zover uitsluitend wordt gewerkt met partijen die eveneens bij de vzw Grondbank zijn aangesloten.
Een hoofdaannemer of vervoersorganisatie moet zich niet aansluiten bij de Grondbank indien:
Door aan te sluiten valt een hoofdaannemer of vervoersorganisator wel onder de dekking van de collectieve verzekering.
Walterre asbl werd op 18 maart 2019 erkend als ‘opérateur en charge des missions de contrôle qualité des terres et des mouvements de terres en Wallonie’ door het Waalse gewest. Walterre staat o.a. in voor :
Alle aanvragen kan u doen via het digitaal platform van Walterre asbl. Vergeet niet om u eerst te registreren bij Walterre. U vindt het registratieformulier hier.
Ja, alle actoren die betrokken zijn bij grondverzet in het Waalse gewest, moeten zich laten registreren bij Walterre:
Het antwoord daarop is tweeledig:
De grondverzetsregeling voorziet geen traceerbaarheid voor de grond die binnen de werf zelf wordt hergebruikt. De aannemer dient dus geen Notification Mouvement des Terres te doen.
Toch is in sommige gevallen de opmaak van een Rapport Qualité des Terres verplicht:
OPGELET : indien de werf uit meerdere percelen bestaat met een verschillende bestemmingstype, dan moet men bij het hergebruik van die grond wel degelijk rekening houden met de gebruiksmogelijkheden. Het is niet uitgesloten dat bepaalde partijen niet gebruikt mogen worden op die delen die in een lager bestemmingstype zijn gelegen.
Neen, in tegenstelling tot de Vlaamse grondverzetsregeling is de Waalse grondverzetsregeling enkel van toepassing op het gebruik van uitgegraven bodem.
Voor grondbrij die wordt afgevoerd vanaf een voedingsverwerkend bedrijf, is er een periodieke meldingsplicht bij Walterre.
De Waalse grondverzetregeling (Arrêté du Gouvernement Wallon van 15 juli 2018) stelt dat de opdrachtgever van grondwerken een Rapport de Qualité des Terres dient op te laten stellen in de volgende gevallen:
Algemeen:
Gebruik binnen de werf:
Wanneer (een deel van) de grond binnen de werf gaat hergebruikt worden, is de opmaak van het RQT verplicht in de volgende gevallen:
In geval de grond zal worden afgevoerd van een werf, doet de opdrachtgever daarvoor beroep op een ‘Expert Sol’.
Indien het een partij grond is die gestapeld ligt op een ‘Installation Autorisée’ (een tussentijdse opslagplaats of centrum voor grondreiniging,…), mag de exploitant van die vestiging zelf het ‘Rapport de Qualité des Terres‘ opstellen. Hij mag daarvoor uiteraard ook beroep doen op een ‘Expert Sol’.
Hier vindt u een lijst van alle in het Waalse gewest erkende ‘Experts sol’.
Ja, het Rapport de Qualité de Terres moet aan Walterre worden overgemaakt om een Certificat de Contrôle Qualité des Terres (CCQT) te verkrijgen. Het CCQT is de Waalse tegenhanger van de Vlaamse Conformverklaring. Het CCQT is absoluut vereist opdat de aannemer in uitvoeringsfase een ‘Notification Mouvement des Terres’ kan doen.
Een ‘Installation Autorisée’ is een tussentijdse opslagplaats, centrum voor grondreiniging/behandeling , enz… die daartoe vergund is conform de geldende reglementering in het gewest/land waarin deze site gevestigd is. Een installation autorisée dient ook geregistreerd te zijn bij Walterre asbl. U kan dit doen aan de hand van dit registratieformulier.
Er geldt een algemene (voorafgaandelijke) meldingsplicht voor grondafvoer buiten de werf, ongeacht het een werf betreft waarvoor de opmaak van een Rapport de Qualité des Terres (RQT) verplicht is of niet. De enige uitzondering waarvoor er géén melding nodig is, is de afvoer van grond vanaf werven met een totale uitgraving van minder dan 20m³ en het terrein niet verdacht is.
Voorafgaandelijk aan het transport dient u een ‘Notification Mouvement de Terres’ (NMT) te doen via het digitaal platform van Walterre asbl. Op basis van uw aanvraag zal Walterre vervolgens een ‘document de transport’ (DT) afleveren (Waalse tegenhanger van de grondverzettoelating).
In tegenstelling tot in het Vlaamse gewest mag ook voor werven zonder RQT, het transport pas starten nadat Walterre de transportdocumenten heeft afgeleverd (In het Vlaamse gewest volstaat een simpele melding, zonder toelating, voor die werven waarvoor er geen Technisch verslag dient opgemaakt te worden).
Vergeet niet om u eerst te registreren bij Walterre. U vindt het registratieformulier hier.
Algemeen geldt dat een partij grond mag worden gebruikt worden in Wallonië indien deze grond voldoet aan de volgende voorwaarden:
Gehalte aan stenen en bodemvreemde materialen: maximaal (massa- en volume %) :
Voor grondoverschotten afkomstig van wegenwerken, die worden hergebruikt in het platform van een andere weg mag het gehalte aan bouwpuin maximaal 10% bedragen.
Opmerkingen: koolresten dienen beschouwd te worden als organisch materiaal. Asbest valt onder geen enkele van de vermelde categorieën.
De concentraties aan verontreinigende stoffen in de bodem mogen nooit hoger zijn dan :
Voor werven waarvoor de opmaak van een Rapport Qualité des Terres niet verplicht is, worden de gebruiksmogelijkheden bepaald op basis van het bestemmingstype (type d’usage) van het terrein waar de grond uitgegraven wordt.
De grond mag dan worden gebruikt op een ontvangend terrein dat gelegen is in hetzelfde bestemmingstype of een hoger (moins sensible) bestemmingstype.
Een voorbeeld : grond die wordt uitgegraven op een terrein gelegen in woongebied (BT III), kan worden gebruikt op terreinen gelegen in bestemmingstype III, IV en V (+ wegenwerken).
Deze vraag wordt regelmatig gesteld wanneer men nog niet weet in welke gewest de grondoverschotten (Wallonië/Vlaanderen) uiteindelijk gebruikt zullen worden. Opdrachtgevers willen dan graag een rapport dat in beide gewesten geldig is.
Het antwoord op deze vraag is niet eenvoudig. Neem hiervoor zeker contact op met een erkende bodemsaneringsdeskundige / Expert Sol.
Globaal gezien zijn er een aantal belangrijke aandachtspunten/verschillen (niet exhaustief):
Neen, het RQT moet worden opgesteld door een in Wallonië erkende deskundige (‘expert sol’)
Bodem die uitgegraven wordt in het Vlaamse Gewest, maar toegepast wordt in een ander gewest of land, moet voldoen aan de regelgeving van het betreffende gewest of land. Raadpleeg ook onze FAQ's ivm Wallonië en transporten tussen Wallonië en Vlaanderen.
Indien een technisch verslag werd opgesteld en conform verklaard door een erkende bodembeheerorganisatie dan moet het transport wel gemeld worden in het kader van de opvolging van de totale volumebalans.
Opgelet: voor het deel van het transport van bodemmaterialen in een ander gewest (ook van niet-verontreinigde bodemmaterialen) kan een identificatieformulier voor afvalstoffen noodzakelijk zijn. In Wallonië geldt er een uitzondering indien u voor het transport over een notification de mouvement des terres beschikt.
Voor uitvoer naar het buitenland is de Europese Verordening voor Overbrenging van Afvalstoffen (EVOA) van toepassing. U dient een kennisgevingsdossier in te dienen bij OVAM. In dat geval gelden voor het vervoer van de afvalstoffen het vervoersdocument en de afschriften van het kennisgevingsdocument als identificatieformulier.
Ja, indien u bodemmaterialen wil invoeren om deze hier in Vlaanderen te gebruiken (als bodem, bouwkundig bodemgebruik of vormvast produkt), moet inderdaad voldaan worden aan de bepalingen van het Vlarebo. (zie FAQs ivm de opmaak van het technisch verslag en het aanvragen van een bodembeheerrapport). Parallel hiermee zal tevens voldaan moeten worden aan de geldende bepalingen inzake invoer (buitenland) van afvalstoffen of transport over de gewestgrenzen heen.
Zie ook de FAQ's m.b.t. transport van en naar Wallonië.
Voor gebruik van uitgegraven bodem in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is de 'Code van Goede Praktijk inzake gebruik van uitgegraven gronden en granulaten in of op de bodem' van toepassing. Het Brussels gewest aanvaardt dat het bodemonderzoek dat werd uitgevoerd in het kader van een technisch verslag, mag worden gebruikt voor het gebruik van de gronden in Brussel. Voorwaarde is wel dat de resultaten minstens worden getoetst aan de Brusselse normen. Contacteer hiervoor een saneringsdeskundige die erkend is in het Brusselse gewest.
Opgelet: voor het deel van het transport van bodemmaterialen in een ander gewest (ook van niet-verontreinigde bodemmaterialen) kan een identificatieformulier voor afvalstoffen noodzakelijk zijn.
Meer informatie vindt u hier.
Klik hier voor verder informatie.
Vooreerst is het belangrijk dat u zich goed informeert over de verplichtingen die u heeft m.b.t. het gebruik van de bodemmaterialen in het ontvangende land. Daarbij benadrukken we ook dat het gebruik van de verschillende bodemmaterialen (uitgegraven bodem, bagger- en ruimingsspecie, bentonietslib of grondbrij) in dat land mogelijk onder verschillende wetgevingen wordt geregeld.
Aangezien dergelijk transport onder de afvalstoffenwetgeving valt, zal u bovendien een aanvraag moeten indienen bij de OVAM, dienst Europa – team in- en uitvoer (inuit@ovam.be, 015/284391). Er dient bovendien een bankgarantie ten gunste van OVAM of gelijkwaardige verzekering te worden gesteld. Dit is verplicht volgens de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA). Zodra u bodemmaterialen over de landsgrenzen brengt, vallen deze als afvalstof onder het toepassingsgebied van EVOA.
Meer informatie over de EVOA-procedure vindt u op de website van de OVAM
De omgeving van de 3M-fabrieksterreinen in Zwijndrecht is door emissies vanuit de 3M-fabriek verontreinigd met PFAS-componenten met een verregaande impact op gezondheids- en milieurisico’s (bodem, water, lucht, natuur), economische activiteiten (landbouw) en maatschappelijk relevante projecten in de omgeving (Oosterweelproject), en de leefomgeving van de bewoners.
Om een gecoördineerde en geïntegreerde aanpak van de PFAS-problematiek mogelijk te maken, besliste de Vlaamse Regering, na advies van de Raad van State, op 31/03/2023 definitief tot vaststelling van de site ‘PFAS- 3M Zwijndrecht’. De site omvat de gronden gelegen binnen een perimeter van 5 km rond de 3M-terreinen. De vaststelling omvat onder meer de verplichting voor 3M Belgium tot volledig herstel (tuinen en landbouwgronden) en voorzorgsmaatregelen, en een regeling voor de afstemming van de bodemsanering en grondverzet voor groot grondverzet (vanaf 250 m³) en de vergoeding van kosten voor klein grondverzet (minder dan 250 m³) op gronden binnen de site. Verder zijn er ook timings opgenomen voor de uitvoering van verdere gefaseerde bodemonderzoeken en bodemsaneringsprojecten op de site. De Vlaamse Regering zal de bodemonderzoeken, de humane biomonitoringstudies en andere onderzoeken, en de voortgang van bodemsaneringswerken, permanent evalueren, en zo nodig bijkomende maatregelen nemen.
Het Sitebesluit ging van kracht vanaf 30/04/2023.
Bron : Beslissingen van de Vlaamse Regering (Ministerraad 31 maart 2023)
Gerelateerde Nieuwsbrief: <https://www.grondbank.be/kenniscentrum/nieuws/sitebesluit-pfas-3m-zwijndrecht-goedgekeurd/>
Art 1: de percelen gelegen binnen een perimeter van 5 kilometer rond de terreinen van 3M Belgium bv te Zwijndrecht.
De gronden met kadastraal perceelnummer die deel uitmaken van de site zijn opgenomen in bijlage 1, die bij het Sitebesluit is gevoegd. De gronden zonder kadastraal perceelnummer die ingesloten zijn door de gronden met kadastraal perceelnummer, vermeld in bijlage 1, maken ook deel uit van de site.
Kaartmateriaal: klik hier
Het Sitebesluit beschrijft de te nemen maatregelen in functie van uitgravingswerken binnen de 5 km perimeter. Daarbij maakt het een onderscheid tussen werken van minder en meer dan 250m³. Bovendien bevat het bepalingen voor reeds uitgegraven bodemmaterialen die gestapeld liggen binnen de perimeter.
Werven met uitgravingen kleiner dan 250m³
De bepalingen van de grondverzetsregeling blijven gewoon van toepassing. De eigenaar of gebruiker mag de graafwerkzaamheden laten uitvoeren, ook al werd er nog geen beschrijvend bodemonderzoek opgemaakt of is de bodemsanering nog niet afgerond.
Is er al een beschrijvend bodemonderzoek voorhanden waaruit blijkt dat 3M Belgium saneringsplichtig is? Dan moet 3M Belgium de kosten van het grondverzet en de behandeling van de uitgegraven bodem die verontreinigd is met PFAS-componenten vergoeden.
Werven met uitgravingen groter dan 250m³
Het sitebesluit voorziet twee mogelijkheden als er 250 m³ of meer wordt ontgraven voor gronden gelegen binnen deze site:
Gaat de ontgraving tot in het grondwater? Dan moet eerst de kwaliteit van het grondwater bepaald en nadien opgevolgd worden.
Gestapelde bodemmaterialen binnen de perimeter
Het Sitebesluit stelt dat men zich voor reeds uitgegraven bodemmaterialen die op 30/04/2023 gestapeld liggen binnen de perimeter prioritair moet conformeren aan de opgelegde maatregelen.
De bodemmaterialen kunnen niet voor onbepaalde duur op de werf gestockeerd worden, en moeten worden afgevoerd of hergebruikt binnen de 12 maanden na de inwerkingtreding van het Sitebesluit. De traceerbaarheidsprocedure moet worden gevolgd:
Als er bij de werken op uw grond een grondwaterbemaling nodig is, dan kan mogelijk grondwater met verhoogde PFAS-concentraties opgepompt worden. De bijkomende kosten hiervoor zijn in principe ten laste van de bouwheer. Het sitebesluit voorziet evenwel twee mogelijkheden wanneer een bemaling nodig is op een grond gelegen binnen deze site waarvoor 3M Belgium saneringsplichtig is:
Sitebesluit: art 4 §5
Het Sitebesluit werd op 31/03/2023 goedgekeurd door de Vlaamse Regering en treedt in werking op 30/04/2023 (Art 10).
Algemeen kader: wat houdt art 3 §2 in?
Met het Sitebesluit wil de Vlaamse regering een gecoördineerde en geïntegreerde aanpak van de PFAS-problematiek verzekeren rond de 3M-fabriek te Zwijndrecht.
Dit houdt in dat wanneer 3M saneringsplichtig is, zij op vraag van eigenaars of gebruikers die wensen over te gaan tot uitgravingswerken in het kader van grondverzet met een volume vanaf 250 m³, op die gronden, prioritair de vereiste sanering uitvoert van het vaste deel van de aarde (art. 3, §1).
In afwijking van deze regeling, bepaalt artikel 3, §2 van het Sitebesluit dat uitgravingswerken in het kader van dergelijk grondverzet, alsnog kunnen plaatsvinden zonder dat voorafgaandelijk tot beschrijvend bodemonderzoek en/of sanering door 3M is overgegaan, op voorwaarde dat de erkende bodemsaneringsdeskundige van de eigenaar of gebruiker beschikt over een conformverklaard technisch verslag waarin een nota is opgenomen die de volgende elementen bevat:
1. De locatie en de omvang van de PFAS-verontreiniging in het vaste deel van de aarde en het grondwater, en de relatie tussen de verontreiniging in het vaste deel van de aarde en het grondwater. De nota brengt de PFAS-verontreiniging horizontaal en verticaal in kaart tot het niveau van de richtwaarde, bepaalt welke gronden verontreinigd zijn en berekent het volume van de verontreiniging en de theoretische vuilvracht.
2. Een actueel of potentieel risico. De nota voert voor de PFAS-verontreiniging een risico-evaluatie uit op basis van het conceptueel site model. Deze risico-evaluatie gebeurt voor het vaste deel van de aarde en het grondwater en houdt rekening met de uitloogeigenschappen van de PFAS-bodemverontreiniging.
3. De nood aan bodemsanering. De nota onderzoekt de aard van de PFAS-verontreiniging en gaat na of het bijhorende saneringscriterium is overschreden.
4. De prioriteit van de bodemsanering.
5. De nood aan veiligheids- en voorzorgsmaatregelenin afwachting van de bodemsaneringswerken.
6. De nood aan gebruiksadviezen.
7. De beoordeling waaruit blijkt dat, rekening houdende met de voorgaande gegevens, het overwogen grondverzet, de latere tenuitvoerlegging van de saneringswerken niet verhindert.
8. De beoordeling waaruit blijkt dat het grondverzet, rekening houdende met de voorgaande gegevens, het standstill-beginsel, zoals opgenomen in de regeling die door de Vlaamse Regering werd vastgesteld op grond van artikel 138, §1, Bodemdecreet, eerbiedigt.”
Volgende bewuste bepaling voorziet dat er overleg dient plaats te vinden tussen de erkende bodemsaneringsdeskundigen van de eigenaar/gebruiker en van 3M:
“Over deze elementen, en in het bijzonder over het element omschreven onder sub 7), wordt overleg gepleegd tussen de erkende bodemsaneringsdeskundige(n) aangesteld door de opdrachtgever tot grondverzet en de erkende bodemsaneringsdeskundige(n) aangesteld door 3M Belgium bv. Het technisch verslag kan, indien een erkende bodemsaneringsdeskundige dat wenst, voor advies aan de OVAM worden voorgelegd. (…).”
Wat moet ik als gebruiker /eigenaar van het terrein doen?
De bepalingen van het Sitebesluit m.b.t. de uitgravingswerken zijn in de eerste plaats van toepassing op de gebruiker /eigenaar van het terrein waar uitgravingswerken uitgevoerd zullen worden.
Belangrijk is dat indien 3M Belgium werd aangeduid als saneringsplichtige voor de percelen van de projectzone, kan zij op uw vraag de bodemsanering op dit perceel prioritair uitvoeren.
Indien dit niet mogelijk is, geeft u opdracht aan een erkende bodemsaneringsdeskundige (eBSD) om een technisch verslag op te maken en dient dit vervolgens in bij een erkende bodembeheerorganisatie ter conform verklaring.
Hou er rekening mee dat de doorlooptijd langer is, aangezien uw eBSD een aanvullende nota aan het technisch verslag dient te voegen, waarvoor hij/zij overleg dient te plegen met de erkende bodemsaneringsdeskundige van 3M. Het is ook aangeraden dat de eBSD een second opinion vraagt aan OVAM, m.b.t. de saneringsaspecten.
Bovendien moet het technisch verslag - bij uitgravingen onder grondwaterniveau – aanvullend informatie bevatten over het al dan niet voorkomen van een PFAS-grondwaterverontreiniging.
Waar moet de erkende bodemsaneringsdeskundige op letten?
Het Sitebesluit voorziet 2 mogelijkheden:
Neen, de bepalingen van het Sitebesluit gelden voor alle uitgravingswerken in het kader van grondverzet binnen de perimeter van de 'site' met een volume van 250 m³ of meer (art. 3) en dit voor uitgravingswerken vanaf 30/04/2023.
Het Sitebesluit voorziet namelijk niet in een uitzondering voor lopende werven en/of vóór de inwerkingtreding van het Sitebesluit ingediende (en al dan niet conform verklaarde) technische verslagen.
Al wie betrokken is bij uitgravingswerken in het kader van het grondverzet, gelegen in de perimeter van het Sitebesluit, zal moeten evalueren of de bepalingen van het Sitebesluit worden nageleefd.
Algemeen
Het Sitebesluit voorziet niet in een uitzondering voor technische verslagen die vóór de inwerkingtreding van het Sitebesluit werden ingediend (en al dan niet conformverklaard). Er is m.a.w. een actualisatie nodig van het reeds conformverklaarde technisch verslag.
De eigenaar/gebruiker dient daarom contact op te nemen met een eBSD opdat de PFAS-nota (art 3 §2 van het Sitebesluit) kan toegevoegd worden aan het bestaande technisch verslag. Dit addendum bij het reeds conform verklaarde technisch verslag dient vervolgens ingediend te worden bij een erkende bodembeheerorganisatie.
Opgelet: is er bij de werken op uw grond een grondwaterbemaling nodig? Dan is aanvullend een uitspraak over de grondwaterkwaliteit nodig. Aanvullend veldwerk is dan niet uitgesloten.
Zonder deze aanvullende nota kan een eBBOrg geen grondverzettoelatingen opmaken, ongeacht de geldigheidsdatum van de bestaande conformverklaring of reeds afgeleverde grondverzettoelatingen.
Aanvullend: Als een technisch verslag wordt geactualiseerd om de geldigheidsdatum ervan met 2 jaar te verlengen, dient de eBSD aan te tonen dat de bestaande resultaten nog in overeenstemming zijn met de feitelijke toestand op het terrein. Dit is alleszins verplicht voor technische verslagen die meer dan 2 jaar geleden werden conform verklaard. Aanvullend dient de eBSD een terreinbezoek uit te voeren.
Aandachtspunten en tips bij lopende werven
Het Sitebesluit bevat evenmin overgangsbepalingen en voorziet niet in een uitzondering voor lopende werven.
Deze afgeleverde grondverzettoelating is niet meer geldig na 30/04/2023 indien het technisch verslag geen nota (cfr art 3§2 van het Sitebesluit) bevatte.
Er zal met andere woorden een update vereist zijn voor die uitgravingswerken die plaatsvinden vanaf 30/04/2023.
De eigenaar/gebruiker dient daarom contact op te nemen met een eBSD opdat de PFAS-nota (art 3 §2 van het Sitebesluit) kan toegevoegd worden aan het bestaande technisch verslag. Dit addendum bij het reeds conform verklaarde technisch verslag dient vervolgens ingediend te worden bij een erkende bodembeheerorganisatie. Zie ook hier.
Vervolgens dient er een nieuwe grondverzettoelating te worden aangevraagd (of dient de bestaande GVT ge-update te worden).
Vooraf
De voorwaarden per gebruik
Het tijdelijk handelingskader PFAS maakt een onderscheid in 4 types gebruik.
Bovendien dient in welbepaalde gevallen voor gebruik in waterwingebied of beschermingszone type I, II of III of gebruik 'onder water' (zie verder) bijkomend een kwaliteitstoets te worden uitgevoerd, volgens de Code van Goede Praktijk voor de kwaliteitstoets.
1. Gebruik als bodem (algemeen)
1.1. Voor gebruik als bodem dienen de concentraties van de bodemmaterialen te voldoen aan de Waarde voor Vrij Gebruik (WVG).
1.2. Voor gebruik van bodemmaterialen in Waterwingebied of beschermingszone type I, II of III of gebruik 'onder water' dient bijkomend een kwaliteitstoets te worden uitgevoerd.
2. Gebruik als bodem binnen de kadastrale werkzone
2.1. Bodemmaterialen die voldoen aan de Waarden voor vrij gebruik (zie 1.1), kunnen steeds binnen de kadastrale werkzone worden hergebruikt.
2.2. Indien de Waarden voor vrij gebruik worden overschreden, moeten de bodemmaterialen cumulatief voldoen aan de volgende voorwaarden:
3. Bouwkundig bodemgebruik / Vormvast produkt algemeen
3.1. Bodemmaterialen voldoen aan WVG
3.2 Bodematerialen voldoen niet aan WVG
In dat geval dient er cumulatief te zijn voldaan aan de volgende voorwaarden:
4. Bouwkundig bodemgebruik / Vormvast produkt binnen de kadastrale werkzone
4.1. Bodemmaterialen die voldoen aan de Waarden voor vrij gebruik (zie 1.1), kunnen steeds binnen de kadastrale werkzone worden hergebruikt.
4.2. Indien de Waarden voor vrij gebruik worden overschreden, moet er cumulatief te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De kwaliteitstoets - Update 1 september 2023:
De kwaliteitstoets is van toepassing voor gebruik buiten de kadastrale werkzone en dient te worden doorlopen voor de volgende gevallen:
Om te bepalen in welke categorie ((1) of (2)) een groeve of graverij ingedeeld is, dient de exploitant beroep te doen op een erkende bodemsaneringsdeskundige.
Toetsing van het uitloogresultaat ihkv de kwaliteitstoets:
In het kader van de kwaliteitstoets moet voor het gebruik van bodemmaterialen in waterwingebied & beschermingszone I, II of III en onderwatertoepassingen het uitloogresultaat voldoen aan de cumulatieve toetsingscriteria voor grondwater:
Gebruik onder de gemiddelde grondwaterniveau
Indien men bodemmaterialen wenst te gebruiken die niet in aanmerking komen voor gebruik onder het natuurlijke grondwaterniveau, dient men op de eindbestemming het gemiddelde grondwaterniveau te bepalen. Dit dient steeds te gebeuren door een erkende bodemsaneringsdeskundige. De Code van goede praktijk - Opmaak kwaliteitstoets bij vrij gebruik van PFAS-houdend bodemmateriaal verwijst daarvoor naar de richtlijnen van DOV (2023).
Hier vindt u het volledige artikel inclusief schema's.
Neen, het definitief goedgekeurde tijdelijk handelingskader voorziet geen overgangsperiode en zal dus van kracht zijn voor alle grondverzet vanaf de datum van in voege treden (deze zal nog bepaald worden bij ministerieel besluit). Dat heeft belangrijke consequenties voor de technische verslagen. Aangezien het handelingskader en de kwaliteitstoets o.a. voorwaarden stellen vanaf een overschrijding van de rapportagegrens, en ook de voorwaarden voor vrij gebruik wijzigen, zal een herevaluatie van alle bestaande technische verslagen nodig zijn.
Neen, het definitief goedgekeurde tijdelijk handelingskader voorziet geen overgangsperiode en zal dus van kracht zijn voor alle grondverzet vanaf de datum van in voege treden (deze zal nog bepaald worden bij ministerieel besluit). Dat heeft niet alleen belangrijke consequenties voor de technische verslagen, maar ook voor de reeds afgeleverde grondverzettoelatingen. Deze vervallen op het moment dat het tijdelijk handelingskader in werking treedt.
Aangezien het handelingskader en de kwaliteitstoets o.a. voorwaarden stellen vanaf een overschrijding van de rapportagegrens, en ook de voorwaarden voor vrij gebruik wijzigen, zal een her-evaluatie van alle bestaande technische verslagen nodig zijn. Vervolgens zal de grondverzettoelating aangepast moeten worden op basis van het opnieuw conform verklaard technisch verslag.
Het definitief goedgekeurde tijdelijk handelingskader voorziet geen overgangsperiode en zal dus van kracht zijn voor alle grondverzet vanaf de datum van in voege treden (deze zal nog bepaald worden bij ministerieel besluit). Dat heeft belangrijke consequenties voor de technische verslagen. Aangezien het handelingskader en de kwaliteitstoets o.a. voorwaarden stellen vanaf een overschrijding van de rapportagegrens, en ook de voorwaarden voor vrij gebruik wijzigen, zal een her-evaluatie van alle bestaande technische verslagen nodig zijn.
Enkele voorbeelden (niet exhaustief)
Omdat hiervoor in vele gevallen bijkomend PFAS analyses zullen moeten worden uitgevoerd, en dus bijkomende staalnames, raden we aan dat u nu reeds contact opneemt met uw erkende bodemsaneringsdeskundige. Deze kan nu reeds een inschatting maken van de nodige bijkomende monsternames, her-evaluatie, enz...
Het tijdelijk handelingskader stelt dat wanneer bodemmaterialen concentraties aan PFAS boven de rapportagegrens bevatten, er een kwaliteitstoets dient uitgevoerd te worden om na te gaan of deze bodemmaterialen 'onder water' kunnen gebruikt worden als bodem.
Eén van de meest voorkomende 'onderwatertoepassingen' is het gebruik onder het natuurlijk (gemiddelde) grondwaterniveau. Dit komt in het Vlaams gewest dikwijls voor. We denken aan het opvullen van een kelder, het aanvullen van sleuven, ... met gronden van buiten de kadastrale werkzone.
Deze kwaliteitstoets houdt dan in dat de bodemmaterialen bijkomend op uitloging moeten worden getest. Indien dit uitloogresultaat voldoet aan de Toestingswaarden voor grondwater*, zijn geen verdere stappen nodig.
M.a.w. bodemmaterialen die voldoen aan die uitloogcriteria, kunnen zonder problemen onder het natuurlijke (gemiddelde) grondwaterniveau worden toegepast. Dit komt overeen met de suffix a die aan de 3-delige code wordt toegevoegd. Voor deze bodemmaterialen is het bijgevolg niet nodig om de gemiddelde grondwaterniveau te laten bepalen.
WANNEER DIENT HET GEMIDDELDE GRONDWATERNIVEAU DAN WEL TE WORDEN BEPAALD?
Dit is nodig indien de bodemmaterialen NIET voldoen aan de voorwaarden om gebruikt te worden onder het gemiddelde grondwaterniveau of indien er geen uitloogresultaat beschikbaar is. (suffix b of c)
Het handelingskader en de kwaliteitstoets stellen ook dat de bepaling van het gemiddelde grondwaterniveau dient te gebeuren bij de aanvraag van een grondverzettoelating. Het gemiddelde grondwaterniveau dient te worden bepaald volgens de richtlijnen van DOV door een erkende bodemsaneringsdeskundige. Deze stelt hiervoor een verklaring op.
HOE MOET IK DEZE VERKLARING OVERMAKEN AAN DE GRONDBANK?
Concreet dient de verklaring van de eBSD over het grondwaterniveau te worden ge-upload bij de aanmaak van een nieuwe Standaard Verklaring Afnemer.
Voor bestaande SVA's dient u deze verklaring over te maken via grondbank@grondbank.be, met expliciete vermelding van de referentie van de SVA.
* De som PFAS in het eluaat <= dan de cumulatieve toetsingswaarden grondwater, zijnde de som 20 PFAS: 100 ng/l; en de som van alle gemeten PFAS: 500 ng/l
Om een technisch verslag te actualiseren conform het tijdelijk handelingskader PFAS kan men een 2-tal stappen onderscheiden (onder voorbehoud van de definitieve beslissing m.b.t. het in voege treden van het Tijdelijk handelingskader, alsook de definitieve goedkeuring van de Codes van Goede Praktijk):
1. Laten de beschikbare PFAS-analyses toe om de verschillende partijen correct af te bakenen ?
Aan de hand van de her-evaluatie van het bestaande technisch verslag dient de erkende bodemsaneringsdeskundige een duidelijk antwoord te formuleren op de volgende vragen :
Indien geen éénduidig antwoord kan worden gegeven over deze categorieën, kan bijkomende monstername en analyse vereist zijn.
2. Welke bijkomende analyses zijn vereist om een meer gedetailleerde bepaling van de gebruiksmogelijkheden te realiseren?
Het tijdelijk Handelingskader legt bijkomende voorwaarden op naargelang het beoogde gebruik, zoals* (niet exhaustief):
* voor een vollediger overzicht van alle voorwaarden zie hier.
Opgelet: afhankelijk van de resultaten van deze bijkomende analyses, moet de erkende bodemsaneringsdeskundige nagaan of de partijen met verschillende gebruiksmogelijkheden voldoende betrouwbaar afgebakend zijn. Indien geen éénduidig antwoord kan worden gegeven over deze categorieën, kan bijkomende afperking vereist zijn.
Besluit
In het technisch verslag dient de eBSD een duidelijke uitspraak te doen over de de gebruiksmogelijkheden van de afgebakende partijen en verklaren dat de afbakeningsgrenzen voldoende garanties geven. Dit vertaalt zich tevens in toekenning van de juiste suffix per afgebakende partij.
Andere aandachtspunten m.b.t. actualisaties
Wanneer u het technisch verslag actualiseert, is het belangrijk om ook de volgende zaken in acht te nemen:
Bij de actualisatie van een technisch verslag kan men een 3-tal stappen onderscheiden (onder voorbehoud van de definitieve beslissing m.b.t. het in voege treden van het Tijdelijk handelingskader, alsook de definitieve goedkeuring van de Codes van Goede Praktijk):
1. Dienen er effectief PFAS-analyses te worden uitgevoerd ?
Het tijdelijk handelingskader PFAS legt voorwaarden op vanaf concentraties die de rapportagegrens overschrijden. Ook de voorwaarden voor vrij gebruik zijn strenger geworden – zeker voor wat betreft de som PFAS waarbij nu ook de indicatieve componenten moeten meegerekend worden.
M.a.w. stijgt het risico dat er niet zal voldaan zijn aan de gebruiksvoorwaarden van het tijdelijk handelingskader.
Het lijkt daarom zeker aangewezen om het minimaal aantal mengmonsters te laten analyseren op PFAS (minstens 1/4de van het vereiste aantal mengmonsters). In overleg met de beroepsorganisaties VEB en VOBAS werd besloten dat deze minimale monstername vereist is. De eBSD dient bovendien na te gaan of - rekening houdend met de specifieke situatie op het terrein of dit minimum aantal PFAS-analyses volstaat om een representatief beeld te krijgen van de PFAS-concentraties in de partijen bodemmaterialen die zullen vrijkomen.
2. Is het minimum aantal PFAS-analyses voldoende om de verschillende partijen correct af te bakenen?
De erkende bodemsaneringsdeskundige dient in het technisch verslag een duidelijk antwoord te formuleren op de volgende vragen :
Indien geen éénduidig antwoord kan worden gegeven over deze categorieën, kan bijkomende monstername en analyse vereist zijn.
3. Welke bijkomende analyses zijn vereist om een meer gedetailleerde bepaling van de gebruiksmogelijkheden te realiseren?
Het tijdelijk Handelingskader legt bijkomende voorwaarden op naargelang het beoogde gebruik, zoals* (niet exhaustief):
* voor een vollediger overzicht van alle voorwaarden zie hier.
Opgelet : afhankelijk van de resultaten van deze bijkomende analyses, moet de erkende bodemsaneringsdeskundige nagaan of de partijen met verschillende gebruiksmogelijkheden voldoende betrouwbaar afgebakend zijn. Indien geen éénduidig antwoord kan worden gegeven over deze categorieën, kan bijkomende afperking vereist zijn.
Besluit
In het technisch verslag dient de eBSD een duidelijke uitspraak te doen over de de gebruiksmogelijkheden van de afgebakende partijen en verklaren dat de afbakeningsgrenzen voldoende garanties geven. Dit vertaalt zich tevens in toekenning van de juiste suffix per afgebakende partij.
Andere aandachtspunten m.b.t. actualisaties
Wanneer u het technisch verslag actualiseert, is het belangrijk om ook de volgende zaken in acht te nemen:
Voor aantal FPAS-analyses verwijzen we naar de Richtlijn PFAS-onderzoek van 4 april 2022 (van toepassing vanaf 19 april 2022):
Wij verwijzen hiervoor naar de Richtlijn PFAS-onderzoek van OVAM.
Opgelet :
De richtlijn van 4 april 2022 de focus legt op de toplagen. Het tijdelijke handelingskader PFAS legt echter voorwaarden op vanaf concentraties die de rapportagegrens overschrijden. Ook de voorwaarden voor vrij gebruik zijn strenger geworden – zeker voor wat betreft de som PFAS waarbij nu ook de indicatieve componenten moeten meegerekend worden. Door dit toenemend risico kan het aan te raden zijn om ook de diepere lagen te laten analyseren op PFAS. De eBSd moet dit evalueren.
Ja, een actualisatie aan de bepalingen van het tijdelijk handelingskader is altijd nodig.
Wanneer alle gemeten concentraties in het bestaande technisch verslag beneden de rapportagegrens liggen, is het belangrijk om een aantal zaken in het achterhoofd te houden, zoals o.a.:
In het geactualiseerde technisch verslag moet de eBSD een duidelijke uitspraak doen over deze punten. Uiteraard is het aangeraden om na te gaan of er voor het terrein nieuwe informatie voorhanden is m.b.t. PFAS verontreiniging (of andere verontreinigingen), zoals informatie beschikbaar via DOV.
Algemene aandachtspunten m.b.t. actualisaties
Wanneer u het technisch verslag actualiseert, is het belangrijk om, naargelang de situatie, ook de volgende zaken in acht te nemen:
Het antwoord hierop is genuanceerd.
Alleszins is de kwaliteitstoets een verplicht onderdeel van het technisch verslag, ook voor bestaande technische verslagen die geactualiseerd moeten worden.
Wanneer de bodemmaterialen concentraties bevatten boven de rapportagegrens, kunnen deze niet zonder bijkomende uitloogproeven worden toegepast in bepaalde groeves, in waterwingebied of beschermingszones, noch op een werf onder het gemiddelde grondwaterniveau. M.a.w. is het uitvoeren van een uitloogproef alleszins verplicht indien de bodemmaterialen in dergelijk toepassingen zullen gebruikt worden.
Indien geen uitloogproeven werden uitgevoerd, moet het technisch verslag deze types van gebruik expliciet uitsluiten. De suffix 'b' is dan van toepassing. (suffix 'e' ingeval van bodemkundig bodemgebruik). In dat geval zijn de gebruiksmogelijkheden alleszins beperkter.
Om de gebruiksmogelijkheden zo nauwkeurig mogelijk in kaart te brengen en de aannemer een zo volledig mogelijk beeld te geven van wat hij met de bodemmaterialen kan doen, is het absoluut aangeraden om uitloogproeven uit te voeren.
Er zijn echter soms situaties waarbij het reeds op voorhand duidelijk is waar de bodemmaterialen zullen worden gebruikt (bvb binnen de kadastrale werkzone*, of in een geïsoleerde groeve). In dat geval kunnen uitloogproeven overbodig zijn.
* Opgelet : bij overschrijding van de Waarde Vrij Gebruik, zijn voor gebruik binnen de KWZ wél uitloogproeven vereist.
Het is onmogelijk om hier een sluitend antwoord op te geven. De erkende bodemsaneringsdeskundige is verantwoordelijk voor het bepalen van de milieukwaliteit van de bodemmaterialen die zullen vrijkomen, en zal dus moeten inschatten of hij voldoende garanties heeft om hierover een gefundeerde uitspraak te doen.
Afhankelijk van de beschikbare analyseresultaten, moet de erkende bodemsaneringsdeskundige nagaan of de partijen met verschillende gebruiksmogelijkheden voldoende betrouwbaar afgebakend zijn. Indien geen éénduidig antwoord kan worden gegeven over deze categorieën, kan bijkomende afperking vereist zijn. In het technisch verslag dient de eBSD een duidelijke uitspraak te doen over de verschillende partijen en aangeven dat de afbakeningsgrenzen voldoende garanties geven. Dit vertaalt zich tevens in toekenning van de juiste suffix per afgebakende partij.
M.a.w. : als er geen zekerheid is over het PFAS-gehalte van een partij bodemmaterialen, zullen bijkomende analyses nodig zijn.