Update - Biogeen of petrogeen ?

23.10.2022

(aanpassing 07/09/2023: formulering mogelijke uitkomsten CMA3/R.4)

In veenrijke grond of sediment worden met de klassieke GC-analysemethode (FID) soms verhoogde concentraties aan minerale olie gemeten. Dat kan te wijten zijn aan de aanwezigheid van biogene verbindingen zoals humuszuren. De voorbereidende clean-up met florisil is niet altijd voldoende om interferenties met deze natuurlijke componenten uit te sluiten. Soms wordt hierover op het analysecertificaat een bemerking gemaakt.

Indien kan worden aangetoond dat de verhoogde concentraties effectief toe te schrijven zijn aan de aanwezigheid van veen, mag de erkende bodemsaneringsdeskundige besluiten dat het niet om een bodemverontreiniging gaat en de normoverschrijding negeren.

Wat moet u hiervoor doen ?

In bepaalde gevallen kan het labo op basis van de beschikbare analyseresultaten (chromatogrammen) reeds een duidelijke uitspraak doen over het biogene karakter van de verhoogde meetwaarden. In dat geval dient deze argumentatie van het labo toegevoegd te worden aan het technisch verslag.

In andere gevallen echter kan het nodig zijn om bijkomende analyses te doen die specifiek gericht zijn op het aantonen van het biogene/petrogene karakter. 

Er zijn nu 3 CMA's beschikbaar om het biogene karakter van een verhoogde minerale olie concentratie aan te tonen, en dit voor de matrix bodem en slib/sediment.

Bodem

Voor bodem kan de eBSD een GC-MS analyse laten uitvoeren volgens CMA/3/R.2. Met deze analysemethode kan het onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds de biogene en petrogene verbindingen.

Slib/sediment (nieuw!)

Voor sediment is CMA/3/R.4 beschikbaar om te bepalen of het om petrogene dan wel biogene componenten gaat. Deze methode heeft drie mogelijke resultaten:

  • overwegend petrogene verontreiniging
  • overwegend biogene verontreiniging
  • mengsel van biogene en petrogene verontreiniging

De erkende bodemsaneringsdeskundige zal op basis van het resultaat en de gemeten concentratie een inschatting moeten doen van de effectieve verontreiniging met minerale olie en een code toekennen. Hierbij moet hij uiteraard rekening houden met historiek en terreinkenmerken.

Tenslotte is er een ontwerp CMA-methode beschikbaar (CMA/3/R.6) voor de heranalyse van stalen waterbodem en veen waarvan het gehalte minerale olie, bepaald volgens CMA/3/R.1, boven de norm ligt. Bij de heranalyse wordt een krachtiger florisilzuivering toegepast waarmee biogene componenten efficiënter verwijderd worden. Omdat daarbij ook een deel van de (aromatische) fractie van de minerale olie verloren gaat wordt deze zuivering niet uitgevoerd bij de standaard bepaling van minerale olie volgens CMA/3/R.1.  

Deze bijkomende analyses en een duidelijke motivering moeten in het technisch verslag worden opgenomen. Aangezien het een specifieke problematiek betreft, bieden de labo’s hun klanten hierbij de nodige ondersteuning.